Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Driesch

betekenis & definitie

Driesch of driesland, natuurlijk grasland (slechte grassen en onkruiden), ontstaan op afgebrande heide, waarop veelal één jaar rogge verbouwd werd en daama spurrie. De heideplanten nemen weer spoedig de overhand, vooral omdat het d. in tegenstelling met braakland niet wordt bewerkt. Dewez Drieslagstelsel Systeem van akkerbouw, reeds bekend ten tijde van Karel den Grooten, tot in de 19e eeuw in een groot deel van Europa in gebruik, waarbij het bouwland blijvend in drie velden (drie slagen) verdeeld was en om de drie jaar achtereenvolgens benut werd voor:

1° braak,
2° wintergraan,
3° zomergraan.

Het braakland werd tijdelijk gemeenschappelijk beweid en daarna bewerkt om de natuur beter gelegenheid tot vruchtbaarmaking te gevon. Het d. is in Nederland vooral op de zandgronden vrij algemeen in toepassing geweest; wel werd heel dikwijls in het braakjaar het den bodem weinig uitputtende gewas boekweit geteeld. Na de invoering van de klaverteelt, de daarmede mogelijk geworden betere veevoeding en de dientengevolge grootere stalmestproductie, nam de braak steeds meer en meer af om plaats te maken voor groenvoedergewassen en later ook voor wortelgewassen, peulvruchten, vlas e.d. Het d. ontwikkelde zich tot een verbeterd drieslagstelsel, nl. tot een zes-, negen- en meerslagstelsel. Naast conservatisme en vooroordeelen tegen liet nieuwe waren het vooral de heerschende rechtstoestanden, die het d. zoo lang deden standhouden. → Landbouwstelsels. Dewez Drieslinter Gem. in Belgisch Brabant, ten N.O. van Tienen; opp. 624 ha, ca. 1 400 inw., Kath.; landbouw.

< >