Nederlandsch componist en dirigent; * 7 Febr. 1870 te Stadskanaal; was aanvankelijk als opera-kapelmeester (o.a. in Amerika) werkzaam, daarna als dirigent van het Concertgebouw-orkest te Amsterdam (tot 1932). Uit dezen tijd dateeren zijn voornaamste werken, waarin een typisch Nederlandsche stijl aan den dag treedt, die op Zweers schijnt voort te bouwen.
Werken: opera’s, o.a. William Ratcliff (1912); 8 symphonieën, o.a. de Amsterdamsche (6e) en de Zuiderzee-symphonie (7e); orkestwerken, o.a. de Ciaconna Gotica, zijn meesterwerk, een der sterkste specimens van de nieuwere Nederlandsche muziek, een celloconcert; koorwerken, o.a. De Wilgen; liederen en kamermuziek. — L i t.: Paul F. Sanders, Moderne Nederlandsche componisten (1930). Reeser.