In sommige streken van Ned. was het vroeger (en thans nog in VI. dorpen, vooral na den doop) gewoonte, dat vroedvrouw, peter en meter, die den nieuwgeborene naar de kerk begeleidden, de onderweg gelegen dorpsherbergen bezochten, met het gevolg, dat zij soms wel in te vroolijke stemming geraakten. Eveneens werd vroeger aan doopkleed en doopmutsje bijzondere zorg besteed; deze bleven in de familie bewaard.
Als peter en meter traden de familieleden op, waarbij de grootouders den voorrang hadden en meestal ook hun naam aan het kind schonken. De oudste spruit kreeg dikwijls als tweeden voornaam dien van zijn vader of moeder.Knippenberg.