noemt men den ziekelijken toestand van een doofgeborene, of een in de eerste levensjaren (6e tot 7e jaar) doof geworden persoon, waarbij het normale spreken niet mogelijk is, resp. weer verloren is gegaan. Men onderscheidt dus aangeboren en verkregen doofstomheid.
Doofstomheid komt in Nederland voor bij 1 op 2 600 inwoners. Doofstomheid moet niet worden verwisseld met hoorend-stomheid, waarbij het gehoor behouden is, of stomheid als gevolg van achterlijkheid, idiotie enz.De oorzaken der aangeboren doofstomheid zijn: erfelijkheid, bloedverwantschap der ouders, syphilis der moeder, enz.; die der verkregen doofstomheid: syphilis, roodvonk en andere infectieziekten, middenooraandoeningen, ongevallen enz. ➝ Doofstommenzorg.
Nelissen.
In België vallen doofstommen onder toepassing van de wet van 1 Dec. 1928, gewijzigd bij K.B. van 31 Mei 1933 ➝ Arbeidskrachten (sub.: Onvolwaardige a.).
De doofstomheid is altijd een reden van verminderde schuld. Doofstommen worden daarom ook in mindere mate bestraft dan de andere misdadigers. ➝ Interneering.