Wat is de betekenis van Doofstomheid?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

2025-07-24
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Doofstomheid

Bij de doofstomheid is de stomheid het gevolg van een aangeboren of op jonge leeftijd ontstane doofheid. Ze heeft dus niets met intelligentie te maken. Doofstommen kunnen elkaar begrijpen door middel van gebaren en liplezen. Doofstomme kinderen moeten zo vroeg mogelijk naar een doofstom-meninstituut, anders blijven ze geestelijk achter.

2025-07-24
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Doofstomheid

noemt men den ziekelijken toestand van een doofgeborene, of een in de eerste levensjaren (6e tot 7e jaar) doof geworden persoon, waarbij het normale spreken niet mogelijk is, resp. weer verloren is gegaan. Men onderscheidt dus aangeboren en verkregen doofstomheid. Doofstomheid komt in Nederland voor bij 1 op 2 600 inwoners. Doofstomheid moet niet w...

2025-07-24
Populaire Geneeskundige Encyclopaedie

Dr. Ch. Bles (1929)

Doofstomheid

kan zijn aangeboren of verworven. In ’t laatste geval verleert het plotseling doofgeworden kind het spreken, dat het reeds kende, of het leert niet spreken. Dit is alleen het geval, als de doofheid optreedt vóór het 9e jaar; gebeurt het later, dan wordt het spreken niet meer vergeten, wel wordt de spraak gewijzigd. Het aantal do...

2025-07-24
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Doofstomheid

Doofstomheid - Het onvermogen tot spreken door gemis van het gehoor. D. kan aangeboren of verkregen zijn. Aangeboren d. komt natuurlijk tot stand, indien bij de geboorte reeds doofheid bestaat. Deze berust op erfelijken aanleg. In sommige streken komt zij endemisch en behoort dan met kretinisme en aangeboren idiotie tot een enkele groep van afwijki...

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Doofstomheid

v., het onvermogen tot spreken ten gevolge van vroeg ontstane algehele of gedeeltelijke doofheid.

2025-07-24
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Doofstomheid

Toestand van menschen die niet kunnen hooren en spreken, — die tengevolge van hun doofheid niet hebben kunnen leeren spreken (stom gebleven zijn). De doofheid (zie aldaar) kan aangeboren of in de eerste levensjaren ontstaan zijn, in beide gevallen moet de doofheid tot D. leiden, omdat spreken slechts door middel van het gehoor en het nabootse...

Gerelateerde zoekopdrachten