Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Cocaïnisme

betekenis & definitie

Cocaïnisme - toestand van het verslaafd zijn aan het gebruik van cocaïne. Cocaïne werd vroeger min of meer officieel aangeraden ter genezing van morphinisme. De cocaïneroes is in staat de subjectieve abstinentie-verschijnselen van morphine op te heffen, terwijl de verslaving aan cocaïne niet zoo gevaarlijk werd geacht, ten deele, omdat cocaïne geen ernstige abstinente verschijnselen geeft. Het gevaar voor recidief is bij cocaïnisme echter nog grooter dan bij morphinisme. Terwijl het cocaïnisme gedeeltelijk door bovengenoemde oorzaken betrekkelijk het meest bij morphinisten wordt waargenomen, zijn er nog andere oorzaken, nl. dezelfde als van het morphinisme, die de verslaving in de hand werken, met name kennismaking met het gif door medische behandeling (in het bijzonder plaatselijke verdooving van het neusslijmvlies) en verleiding; beide factoren worden, evenals bij morphine en andere verdoovende middelen, gesteund door een persoonlijke praedispositie (→ Narcotomanie), welke met allerlei stemmingsanomalieën gepaard gaat.

Dat c. relatief minder voorkomt dan morphinisme vindt zijn oorzaak ook in de kostbaarheid van het middel.

In de streken (vooral Zuid-Amerika), waar de cocaïne een inheemsche plant is, wordt ze veelvuldig gebruikt; het kauwen van cocabladeren geeft een gevoel van behaaglijkheid en doet de inspanning bij de grootste ondernemingen, zonder hinder van moeheid, honger en dorst, verdragen, terwijl de prestaties ook tijdelijk grooter worden (daarom ziet men ook cocaïnegebruik bij wielrenners, enz.). Sedert de geneeskundige toepassing van de cocaïne (einde vorige eeuw) heeft het c. zich snel en sterk verspreid; tijdens en na den oorlog in het bijzonder in den vorm van cocaïne-snuiven. Een zoo sterke gewenning als bij morphine, waardoor een steeds grootere dosis noodig is om hetzelfde effect te bereiken, schijnt bij cocaïne niet voor te komen.

Na min of meer langdurig gebruik treden allerlei lichamelijke en geestelijke stoornissen op, welke laatste zich in vele gevallen tot den zgn. cocaïne-waanzin ontwikkelen. Er ontstaat een verval van krachten, de huid wordt vaal en slap, de slaap wordt slecht, er ontstaat gebrek aan eetlust, er treden bevingen op.

Psychisch ontstaat er wilszwakte, vergeetachtigheid, overprikkelbaarheid. De patiënt wordt ten slotte onmaatschappelijk door vermindering van belangstelling en prestaties in zijn arbeid en door toenemende onbetrouwbaarheid. De cocaïne-waanzin karakteriseert zich door gezichts- en gevoelshallucinaties (in het bijzonder worden microscopisch kleine beelden waargenomen, parasieten, bacteriën, enz.), vervolgingswaan, ijverzuchtswaan. Desoriëntatie bestaat echter niet.

Bij de behandeling kan men den patiënt het gif plotseling geheel onthouden, daar er geen ernstige abstinentie-verschijnselen optreden. Er bestaat echter zeer groot gevaar voor recidief. Hoelen.

< >