Cauda - 1° ➝ Staart.
In cauda venenum (Lat., = in den staart het vergif) : het laatste bederft het.
2° Sleep der ➝ cappa magna.
3° In de terminologie van het mensuraalschrift beteekent de cauda de verticale streep aan de maxima, longa, alsook aan het begin en einde der ligaturen. Men gebruikt den naam zelden voor de streep naar boven bij de minima, en semi-minima ? ; evenmin voor de opposita propietas in de ligaturen. Ook de plica aan het slot van ligaturen in de mensuraalmuziek vóór 1400 wordt cauda genoemd.
4° In de muzikale vormleer beteekent cauda een aanhangsel, zooals bijv. in de balladen van de 14e en de frottola van de 15e eeuw voorkomt. Gewoonlijk zijn het één of meer strophen, die zelfstandig gecomponeerd zijn en de compositie afsluiten. De naam is als coda in denzelfden zin voor instrumentale stukken bewaard. Piscaer.