Ned. sier- en meubelkunstenaar. * 28 Nov. 1864 te Amsterdam. L.
C. is een der uitzonderlijkste figuren in de Hollandsche kunstnijverheid, toen deze omstreeks 1890 (voornamelijk onder den invloed van William → Morris) tot herleving kwam. Prachtlievendheid is het woord, dat zijn huisen schepen-inrichtingen het beste kenschetst.
Zijn vondsten zijn meer technisch dan stilistisch van aard; zijn ornamentiek is meer een variatie op oude en Oostersche stijlen dan een eigene, al heeft zij iets Oostersch-fantastisch. Palissander-, ebben-, coromandelhout, kostbare marmersoorten, goudleer, geperst kurk, met bladgoud bedekt, zijn materialen, die hij veel en gaarne gebruikt, maar dan nog liefst met inlegwerk van zilver, goud, brons, en met medewerking van den beeldhouwer Zijl en den nijverheidskunstenaar Nieuwenhuis.
Kostbare boekbanden maakte hij verscheidene. Aanvankelijk was hij leerling van de Rijksnormaalschool; later leeraar aan de kweekschool voor onderwijzers en industrieschool.
Het bekendst zijn zijne scheepsinrichtingen voor de Stoomvaart Mij. Nederland en de Kon.
Paketvaart Mij. Vermeld moet nog worden zijn samenwerken met de firma Joh.
Enschedé en Zonen voor ontwerpen en uitvoering van Nederlandsche en Ned.-Indische bankbiljetten. Poortenaar.