Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Boodt (anselmus boetius de)

betekenis & definitie

Boodt (anselmus boetius de) - naturalist en mineraalbeschrijver van een oud adellijk, Katholiek geslacht; * 1660 te Brugge, ♱ 1632 aldaar; studeerde rechten in Italië en promoveerde als doctor in de geneeskunde te Padua. Maakte veel reizen door Duitschland en Oostenrijk, werd raadpensionaris te Brugge, later lijfarts van keizer Rudolf II, bedankte voor een kanonikaat aan St.

Donaat te Brugge om zich aan de wetenschap te kunnen wijden. Na Rudolf’s dood (1612) keert hij voorgoed naar Brugge terug. Zijn werk geeft een volledig beeld van den stand der beschrijvende mineralogie der 16e eeuw. Hij was aanhanger van de Aristoteliaansche school, een geloovig en overtuigd alchimist en occultist. Zijn bronnen zijn Fransche, Spaansche, Ital. en scholastieke auteurs.

Werken: het 3e deel der: Symbola Divina et Humana Pontificum, Imperatorum, Regum (Praag 1603; 1e en 2e dl. waren geschreven door Jac. Typotius) = Beschr. en verkl. van de versch. zegels en symbolen van kerkel. en wereldl. vorsten (Frankfort 1609); Florum, Herbarum ad Fructuum selectiorum Icones….Zijn hoofdwerk is: Gemmarum et Lapidum Historia Hanau (1609, 1632 Leiden, 1647 id.; 1614 een Fr. vert. te Lyon). Alles wat over de vsch. edelgesteenten, mineralen en fossielen destijds bekend was, vindt men hierin bijeen; langen tijd was dit het voornaamste handboek over de mineralogie. Lit.: F.M. Jaeger, Histor. Studiën (1919).

< >