Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bodemstroom

betekenis & definitie

Bodemstroom - Volgens de theorie van Walfrid Ekman komen in homogene zeegebieden van voldoende diepte voor: 1° een oppervlaktestroom, 2° een tusschen- of dieptestroom, en 3° een bodemstroom. Deze laatste reikt van den bodem tot de onderste wrijvingsdiepte.

Van de stroomen nabij den bodem der oceanen is nog weinig bekend; slechts voor den Atlantischen Oceaan werden door de Duitsche Atlantische expeditie 1925—’27 belangrijke gegevens verzameld. Hieruit bleek, dat het equator-waartsche transport van het in de poolgebieden gezonken water verband houdt met den vorm van den zeebodem. Ten Westen van den midden-Atlantischen Rug dringt het bodemwater uit het Zuidpoolbekken tot ten N.O. van de Antillen door. Ten Oosten daarvan belet de Walvischrug een verder doordringen. Het bodemwater van het bekken, dat zich ten N. daarvan tot de Golf van Biskaje uitstrekt, komt eveneens hoofdzakelijk uit het Zuidpoolgebied, doch langs een omweg door een zeer diepe geul, die den Middenrug op ca. 0° doorsnijdt en Oost- en Westbekken van den oceaan verbindt. De vroegere opvatting, dat het koude water in de poolgebieden zinkt en nabij den bodem equatorwaarts stroomt, gaat dus in haar algemeenheid niet meer op, daar onderzeesche ruggen de vrije verbreiding van het bodemwater beletten.

Wissmann.

< >