Bodemtemperatuur - Hieronder verstaat men de temperatuur van de bovenste lagen der aardkorst. Voor den plantengroei is de b. van groot belang.
Ze is afhankelijk van de temperatuur aan het aardoppervlak. Deze volgt de luchttemperatuur, maar is niet hetzelfde. Vooral de aard van het oppervlak bepaalt de temperatuur aan het oppervlak; zoo zijn de hoogste en laagste temperaturen bij zandgrond duidelijker dan bij de beter de warmte geleidende klei. Donkere gesteenten, lava, asphalt worden overdag warmer dan licht-gekleurde, bijv. kalken. Ook de aard van de begroeiing heeft invloed, onder bosch loopen de uitersten van den temperatuurgang minder uiteen dan ondergras of op onbegroeiden bodem. De temperatuur van het oppervlak bepaalt de voortplanting van de warmte naar diepere lagen.
De gang van de temperatuur op eenige diepte volgt den gang aan het oppervlak, maar zóó, dat de uitersten vertraagd en vervlakt optreden. De dagelijksche gang is op een diepte van 1/2 m onmerkbaar geworden, de jaarlijksche in onze streken op ongeveer 10 m diepte. De vertraging veroorzaakt, dat op deze diepte dan ook net de hoogste temperaturen optreden als deze aan de oppervlakte het laagst zijn. Het gevolg is dat des nachts warmte van diepere lagen naar boven vloeit, overdag een tegengestelde warmtebeweging plaats vindt. De grootte van deze dagelijksche (jaarlijksche) warmtegrolf is afhankelijk van den aard van den bodem, de begroeiing en de vochtigheid. Zij is grooter voor zandgrond, zeer hoog voor graniet, geringer voor veen.
De vertraagde en vervlakte doordringing van de oppervlakte-temperatuur beveiligt den bodem tegen groote temperatuurswisselingen. Zoo drong de strenge vorst van den winter van 1917, slechts 0,5 m in den bodem door. Van 13 Jan. tot 11 Febr. hield de vorst te Wageningen aan met een minimum op 4 Febr. van —12°C op den grond. Op 60 cm diepte echter daalde de temperatuur slechts van 7—11 Febr. tot beneden 0° (0,2°). Voor de tropen is eveneens reeds op 1/2 m diepte de dagelijksche gang niet meer merkbaar, de jaarlijksche reeds niet meer op 1 m (ten gevolge van de geringe amplitude). De dagelijksche temperatuurgang is echter in de tropen door de grootere zonnestraling aan het oppervlak veel sterker uitgesproken, deze kan daar temperaturen bereiken (op kalen grond), die tot 25° boven de luchttemperatuur liggen.
Lit.: D. v. Gulik, Leerboek d. Meteorologie (41932, 17 vlg.); E. C. J. Mohr, De bodem der tropen (1933).
Jong.