Antillen - eilandengroep tusschen Caribische Zee en Atl. Oceaan. (10° — 30° N.,59°— 85° W.). Opp. ± 240 000 km2, waarvan 217 000 voor de Groote A., 7 000 voor de KI. A. en 14 000 voor de Bahamaeilanden.
De lengte van den halven boogvorm — van Yucatan en Florida naar de N. kust van Z. Amer. — bedraagt 3 400 km. Antiglia, een denkbeeldig eiland in den Atl. Oceaan, dat in de 15e eeuw steeds aangeteekend was op alle zeekaarten, zou den oorsprong vormen van den naam, die later door Columbus op de door hem ontdekte eilanden werd overgedragen.
Verdeeling: Groote A.: Cuba, Haïti, Portorico en Jamaica; Kleine A. en Bahama-eilanden.
Bezit: uitgezonderd Haïti met S. Domingo (twee onder protectie der Ver. Staten staande republieken), de rep. Cuba en de eilanden St. John, St. Croix, Portorico en St. Thomas, die in het bezit zijn van de Ver. Staten, behoren alle A. aan Europ. mogendheden: o.a. Jamaica, Trinidad, Tabago, Barbados, Grenada, San Lucia, St. Vincent, Barbuda, Dominica, Antigua, Tortola, St.
Cristophorus e.a. en de Bahama-eil. aan Engeland; Martinique, Guadeloupe en onderhoorigheden en de helft van St. Martin aan Fr.; Saba, St. Eustatius, half St. Martin, Aruba, Bonaire en Curaçao aan Ned. De verdeeling der KL A. is in eil. boven den wind (N.O. passaat) tusschen Trinidad en Portorico en in eil. onder den wind, ten N. van Venezuela. Leeward-Islands zijn alle eil. tusschen Dominica en Portorico, Windward-Islands de groep tusschen Dominica en Trinidad. De Antillen vormen een brug tusschen N. en Z. Amerika. Zij zijn de rest van een oud, verbrokkeld vasteland, waarvan de hoogste en oudste deelen liggen op Haïti.
Een groot tafelland: Cuba verbonden met Yucatan en Florida; verder een gebergte-boog over Jamaica naar Guatemala en Honduras. Het bergland is het meest verbrokkeld op de KI. A. Van zeer groote beteekenis voor het klimaat is de verdeeling van land en water; geringe temp.-schommelingen, 22°—28° C. Bijna ’t heele jaar door waait de N.O. passaat, met veel windstilten en veranderlijke winden; in onzen zomer valt daar de meeste regen: aan de N.O. zijde 2 a 3 m per jaar, aan de Z.W. zijde ± 1 m. De zoozeer gevreesde orkanen, hurricanes, die van Aug. tot Oct. waaien, brengen ontzettende verwoestingen aan. De jaarlijksche amplitudo is gering: van 6° tot 2° Zuidwaarts. In vergelijking met het vasteland zijn de planten- en dierenwereld armer aan soorten, ofschoon er toch nog vele inheemsche vormen zijn en de verschillen onderling groot zijn door de langdurige afscheiding der eilanden. Woud, naaldwoud en savanne als oorspronkelijke plantengroei hebben plaats moeten maken voor cultuurland: de eik ontbreekt er, en de palm komt er weinig voor. Wat de zoogdieren betreft, alleen enkele knaagdieren, vleermuizen en insecteneters. De oorspronkelijke bevolking van Indianen schijnt behoord te hebben tot de Arowakkengroep.
De uit ZuidAmerika komende Cariben hadden zich reeds voor de komst der Spanjaarden op verschillende KI. A. en Portorico gevestigd. Het waren echte natuurvolkeren, zonder eigen cultuur, thans geheel verdwenen door den dwangarbeid, hun door de Spanjaarden opgelegd, hetzij in de goudmijnen, hetzij op de plantages. Negerslaven uit Afrika werden ingevoerd, later in de 19e eeuw Chineezen en Indiërs. Naast de verschillende negerdialecten is het Spaansch de verkeerstaal.
Bijna alle bewoners zijn Kath. De blanken beheerschen het economisch leven. Landbouw is niet voldoende. Hoofdvoortbrengselen zijn: suiker, tabak, cacao, bananen, koffie en katoen. De Antillen vormen sinds 1925 een apost. delegatie. Zuylen.
Voor de missie, zie Amerika, gesch. der missie.