Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bilinguisme

betekenis & definitie

Bilinguisme - of bilingualisme, ook wel genoemd tweetaligheid, bestaat hierin, dat in één taalgemeenschap vele personen twee talen spreken. Het gewone geval is, dat in een bepaald land twee talen beide ongeveer evenveel aanzien genieten en men van bijna eiken inwoner dus eischt, dat hij beide talen even vlot zal kunnen gebruiken en verstaan, terwijl dus bij eiken persoon eene de moedertaal is, maar de andere haar invloed duchtig doet gelden.

Het probleem van het b. is voor Nederlanders en Vlamingen van groot belang. Immers, het b. levert een groot gevaar op. De taal, goed en vlot gebruikt, eischt den geheelen mensch en daarom is het gevaarlijk als bij elkaar levende personen in het volledige bezit van twee of meer talen zijn. De gedachte immers wordt dan vaak gehinderd. Het is alsof er een interferentie optreedt, alsof het tegelijkertijd functionneeren der beide taalapparaten voor hetzelfde doel hun werking van tijd tot tijd opheft. Er ontstaan allerlei belemmerende associaties en de woordenkeus wordt dan gehinderd.

Men groeit zoo hybridisch uit, dat men niet meer weet, welke taal men spreekt. Dan gaan zich taalbastaarden vertoonen. Tachtig procent der tweetaligen is geen van beide talen precies meester en haspelt alles dooreen. Een groote fout is, dat als men, in een bepaalde taal sprekende, voor een gegeven idee ineens een woord uit de andere kiest, waaraan echter bijna steeds een andere kleur vastzit en de interlocuteur, dit woord hoorende, dus iets anders verstaat dan bedoeld was. Zoo hindert men elkander geregeld.

Vooral als de tweetaligheid reeds tijdens de schooljaren optreedt, is er groot gevaar, omdat het kind nog zoo receptief is. Zij zijn niet in staat het in de eene taal geleerde met liet begrip uit de andere taal te identificeeren. Zoo wordt het denkbeeld onduidelijk. Het is van twee kanten belicht, doch de opvattingen zijn niet geïdentificeerd.

Landen als Zwitserland , België, Tsjecho-Slowakije en Noorwegen hebben bilinguisme. zie Taalpolitiek; zie Tweetaligheid.

L i t.: J. Wackernagel, Sprachtausch und Sprachmischung, Göttinger Gelehrte Nachrichte (1904, 20); Izhac Epstein, La pensee et la polyglossie (Lausanne 1910); J. Ronjat, Le développement du langage observé chez un enfant bilingue (Parijs 1913); M. Paulovitch, Le langage enfantin, Acquisition du serbe et du francais (Parijs 1920); Michael West, Bilingualism, with special Reference to Bengal (Calcutta 1926); Diverse auteurs, Le bilingualisme et 1'édueation (Genève 1929); J. v. Ginneken, Bilinguisme, Rede op de Dietsch Acad. Leerg. (1930); id., De cultuurschat der Ned. Taal.

Onze Taal (1932); A. Meillet, Sur le bilinguisme. Psychologie du Langage (1933). Weijnen.

Vlaamsche Beweging.

Het b. werd langen tijd door velen beschouwd als de meest passende oplossing van het talenvraagstuk in België. Daar echter de Walen geen bijzondere sympathie bleken te voelen voor het aanleeren van het Nederlandsch cn daar zij bovendien Wallonië gaaf Fransch wilden behouden, bleek deze opvatting niet practisch door te voeren. In de laatste jaren wordt dan ook meer gestreefd naar een territoriale oplossing: Vlaanderen Vlaamsch, Wallonië Fransch met b. te Brussel en in de Centrale Besturen. V. Dievoet.

< >