Wat is de betekenis van bilinguïsme?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bilinguisme

o., tweetaligheid.

2025-07-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bilinguïsme

bilinguïsme - Zelfstandignaamwoord 1. tweetaligheid Woordherkomst afgeleid van het Latijnse lingua met het voorvoegsel bi- met het achtervoegsel -isme

2025-07-27
Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Bilinguisme

(o.), → tweetaligheid

2025-07-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Bilinguïsme

[Fr. bilinguisme, Lat. bilinguis = dubbeltongig, van bi- = twee, en lingua = tong, ook: taal] tweetaligheid.

2025-07-27
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Bilinguisme

Bilinguisme - of bilingualisme, ook wel genoemd tweetaligheid, bestaat hierin, dat in één taalgemeenschap vele personen twee talen spreken. Het gewone geval is, dat in een bepaald land twee talen beide ongeveer evenveel aanzien genieten en men van bijna eiken inwoner dus eischt, dat hij beide talen even vlot zal kunnen gebruiken en verstaan, terwij...

2025-07-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bilinguïsme

o., bilingualisme, tweetaligheid. Bilinguisme werd vroeger vaak gedefinieerd als het gelijkelijk beheersen van twee talen. Tegenwoordig wordt evenwel de voorkeur gegeven aan ruimere definities en spreekt men reeds van bilinguisme indien men in welke mate dan ook een tweede taal actief weet te hanteren of indien men van een tweede taal een zekere pa...

2025-07-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten