Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Benito Mussolini

betekenis & definitie

Ital. staatsman, stichter van het ➝ Fascisme. * 29 Juli 1883 te Predappio (Romagna). Van nederige afkomst; werd onderwijzer.

Van 1902 tot 1904 week hij als socialist uit naar Zwitserland, waar hij Nietzsche, Sorel en Pareto bestudeerde; in 1911 bekampte hij het Ital. imperialisme en de expansiepolitiek in Tripoli, en in 1912 nam hij de leiding over van het socialistisch orgaan Avanti. Bij het uitbreken van den Wereldoorlog verliet hij de socialistische partij, sloot zich aan bij het nationalisme en het irredentisme, en was vurig voorstander van de deelname aan den oorlog aan de zijde van de Entente; hij stichtte toen ook zijn lijfblad Il popolo d’Italia.

Gekwetst aan het Oostenr. front in Febr. 1917. In Maart 1919 stichtte hij het Fascio met het doel alle marxisme, anarchie, liberalisme en defaitisme te bestrijden, de politiek van Orlando en Sonnino te bekampen, en de nationale aspiraties van Italië te verdedigen.

In 1921 werd hij volksvertegenwoordiger; op 28 Oct. 1922 ondernam hij zijn marsch op Rome; minister-president in November daarna, tot heden: hij vereenigde een groot aantal portefeuilles in eigen handen, in feite de gansche staatsmacht. Zie verder ook ➝ Lateraan (sub Verdragen en Concordaat van het Lateraan van 1929).Werken: Scritti e discorsi (Milaan 1933-’34; Fr. vert.: Oeuvres et discours, 1935). Voll. bibliogr. in Bibliografia generale del Fascismo, II, opere italiana (Rome 1933). — Lit.: Sarfatti, B. M. (vert. d. Ellen Forest, 1928); Fonjallaz, Energie et volonté. Un chef: M. (1935); Ludwig, Gesprekken met M. (1932); A. Saager, Du rebelle au despote (1933); Bertin, M., premier ministre (1934). Cosemans.

< >