Balkanschiereiland - het Z.O. schiereiland van Europa. De N. grens vormen Donau en Sau.
Bouw. In het midden van het B.-s. liggen oude kristallijne massieven: Rliodope-m(assief) van O. Servië tot in Thracië; ten W. van de Wardar-zone het Pelagonisch-Thessalisch m. en in Attica en de Cycladen de resten van het Cycladen-m. In het W. en Z. wordt deze oude kern omsloten door gebergten, die in het Tertiair door intensieve plooiing ontstonden: het Dinarisch-Grieksche systeem, dat zich over de Z. eilanden van den Gr. Archipel in Klein-Azië voortzet; in het N.O. van het B.-s. vindt men het eveneens in het Tertiair geplooide Balkangebergte.
Gemidd. temp. Neerslag Waarvan in Juni, Juli en Aug.
Jan. Juli per jaar Ragusa Zante Stamboel Soelina Belgrado 8,7° C 11,5° C 5,2° C —1,7° C —1,6° C 25° C 26,6° C 23,5° C 22,5° C 22,0° C 1 500 mm 975 mm 733 mm 414 mm 619 mm 13% 2% 15% 28% 31% Klimaat. De W. en Z. kust en een deel der O. kust, benevens de eilanden hebben een mediterraan klimaat: zachte, regenrijke winters, zeer warme en relatief droge zomers; in het midden, N. en N.O. overheerschen de continentale kenmerken: de winter is er koud en een belangrijk gedeelte van den totalen neerslag valt in den zomer. De regenval is in het W. het hoogst; bij de Bocche di Cattaro wordt zelfs een jaargemiddelde van 4 642 mm bereikt.
Aan de kusten van Dalmatië cn Albanië treedt de bora op, een koude valwind. Zie ook klimaatkaarten Midd. Zee-gebied.
Plantengroei. In het gebied met het continentale klimaat vindt men een flora, die met de Midden- en Oost-Europeesche overeenkomt: de bergen zijn meestal bedekt met naald- en loofwouden (eiken en beuken), in de vlakten is de boomgroei schaarscher, in het N.O. komen zelfs echte steppen voor. Dat gedeelte van het B.-s., dat een Middellandsche Zee-klimaat heeft, vertoont den daarbij passenden plantengroei: langs de kusten een altijd groene flora, meer naar binnen lichte wouden; dikwijls zijn in de plaats van het uitgegroeide woud formaties getreden van lagere heesters: macchia (maquis), phrygana en sibljak.
Bodemgebruik. Het O. en N. is voor landbouw veel meer geschikt dan het W. en Z.W. Dit is een gevolg van de bodemgesteldheid: grootere vruchtbare vlakten komen alleen in de eerstgenoemde deelen voor. Het bouwland beslaat dan ook in Griekenland 11%, in Zuid-Slavië 26% en in Bulgarije 33% der totale oppervlakte. De veeteelt is belangrijk: schapen, geiten (vooral in Griekenland), runderen en varkens (de beide laatste het meest in Zuid-Slavië). Opzettelijk aangelegde weiden ontbreken. Voor mijnbouw en industrie zie men de afzonderlijke landen.
Bevolking. De groote volksverhuizingen hadden plaats in het midden en O. van het B.-s., welk deel door grootere vlakten, gemakkelijk te passeeren bebergten en ligging tegenover Klein-Azië voor genoemde bewegingen veel beter geschikt was dan het meer afgelegen W. met zijn zeer gesloten en woeste bergketens.
In het W. en N.W. vindt men het Dinarische rastype vrij zuiver terug; daar konden de Albaneezen, afstammelingen van de oude Illyriërs, zich handhaven; in de andere deelen boden de opeenvolgende eeuwen telkens nieuwe veranderingen in de verspreiding der volken. De oudst bekende bewoners zijn de Pelasgen, die door de van het N. komende Hellenen verdrongen werden. Tijdens de Romeinsche overheersching werden de volken in het midden van het B.-s. geromaniseerd. Omstreeks 400 n. Chr. begint een tijd van geweldige verwarring, die culmineerde in de Slavische en Bulgaarsche invasies van de 6e en 7e eeuw.
De resten der Romaansche volken werden teruggedrongen in de gebergten, de Grieken grootendeels naar de eilanden. De Bulgaren, oorspronkelijk een Finsch-Oegrisch volk, namen een Slavische taal aan. Op het einde der M.E. drongen vanuit KleinAzië de Osmanen op, een Turksch volk.
Vooral na den Wereldoorlog hebben weer groote verschuivingen plaats gehad, waardoor de volkengrenzen zich min of meer hebben aangepast aan de tegenwoordige politieke scheidingslijnen: Osmanen in Turkije, Grieken, Bulgaren, Albaneezen en Roemenen in hun eigen staatsgemeenschappen; in Zuid-Slavië de Serven, Kroaten en Slovenen, alle drie Slavische volken. Maar nog altijd zijn er enkele gebieden met gemengde bevolking, die moeilijkheden opleveren, bijv. Macedonië, de Dobroedsja en de streken, die aan Albanië grenzen. De Romaansche Aromoenen zijn (half-)nomaden en hebben geen eigen staat.
Het grootste deel der bevolking van het B.-s. is Grieksch-Katholiek, in het N.W. overheerscht het Roomsch-Katholicisme. Joego Slavië: de Kroaten en Slovenen (samen ca. 51/2millioen,d.i.bijna 40% der geheele bevolking van Joego-Sl.) zijn Roomsch Katholiek. Grieksch-geünieerden zijn er ong. 40 000. De Serven (ruim 51/2 millioen, d.i. ruim 40% der bevolking) allen Grieksch-Orthodox, terwijl Bosnië en Macedonië (samen 1 345 000 inw. of bijna 10% der bevolking) ongeveer geheel Mohammedaan zijn. Joego Slavië telt 4 aartsbisdommen en 14 bisdommen. Aartsbisdommen zijn: Zagreb, Sarajevo (sinds 1881), Belgrado (sinds 1914) en Antivari (sinds 3e eeuw).
Te Belgrado: apostolische nuntiatuur. Besprekingen over een Concordaat met Rome worden nog steeds sleepende gehouden. B u l g a r ij e : bijna geheel Grieksch-Orthodox met Slavischen ritus. De 50 000 Katholieken (ong. 1% der bevolking) behooren in Noord-Bulgarije tot het bisdom Nikopoli, in het Zuiden tot het apost. vic. van Sofia en Philippopel. Voor de 10 000 Katholieken met Slavischen ritus in Zuid-Bulgarije is door Rome een proadministrator benoemd. Katholieke scholen onder leiding van Broeders te Roestsjoek en Sofia.
Sinds 1924 verschijnt het weekblad „Waarheid”, dat hereeniging met Rome nastreeft. A l b a n i ë : 2/3 deel van de ong. 830 000 inw. is Mohammedaan. Van de 280 000 Christenen is de helft Roomsch-Katholiek (ong. 17% der bevolking) en woont in Noord-Albanië. Aartsbisdommen: Durazzo en Skoetari (dit laatste met 3 suffr.). De overige 140 000 wonen in Zuid-Albanië en zijn GriekschOrthodox.
Dobroetsja (Z.O. van Roemenië),, en Griekenland zijn bijna geheel Grieksch-Orthodox. In Griekenland zijn op 61/2 millioen inw. 26 000 Roomsch-Katholieken. E u r o p. T u r k ij e (1 040 000 inw.) is grootendeels Mohammedaan. In Konstantinopel zijn ong. 90 000 Grieksch-Orthodoxen.
De dichtheid van bevolking is in het algemeen beneden 60 per km2, daarboven komen de vlakten van Sau en Morawa, de Jonische Eilanden, de omstreken van Stamboel, Athene, Saloniki en Sofia, het Bulgaarsche Donau-Tafelland en de vruchtbare deelen van den Peloponnesus. Hoek. Geschiedenis. Zie hiervoor de verschillende staten van het Balkan-schiereiland.