Balkanoorlogen - Eerste Balkanoorlog (1912— 13). Een der beslissende episoden in de geschiedenis der -zie Oostersche kwestie.
Daar Turkije in 1912 de handen vol had in Tripolis, met den oorlog tegen Italië (1911—’12), achtten de Balkanstaten het oogenblik gunstig, om de Porte voorgoed uit het schiereiland te bannen. In Maart en Mei 1912 vereenigden zich Bulgarije, Griekenland, Servië en Montenegro tot den zgn. Balkanbond, en verklaarden den oorlog aan Turkije den 17 Oct. Na overal nederlagen geleden te hebben (tegen de Bulgaren bij Kirk-Kilisse en Loele Boergas, tegen de Serviërs bij Koemanowo), konden de Turken zich met moeite staande houden bij de fortenlinie van Tsjataldzja, vlak voor Konstantinopel, terwijl de Serviërs Macedonië, de Grieken Saloniki en Epirus, en de Montenegrijnen Skoetari bezetten. Mede dank zij de hulp van hun vloot, die op beide vleugels van de linie kon steunen, konden de Turken echter aan den aanval van de Boelgaren het hoofd bieden (17—22 Nov.). Ook de door de Verbondenen ingesloten Turksche vestingen Adrianopel, Jannina en Skoetari hielden nog stand. Reeds op 3 Dec. werd een wapenstilstand gesloten.
De regeling der geschillen werd toevertrouwd aan een internat, conferentie, die te Londen zou bijeenkomen. Inmiddels echter (Jan. 1913) maakte de nationalistische partij der Jong-Turken zich te Konstantinopel van het bewind meester en ging opnieuw tot den aanval over. De Balkanstaten behaalden nog verdere overwinningen, bijv. toen op 26 Maart Adrianopel in de handen der Bulgaren viel. Op 23 April viel Skoetari.
Turkije moest zich wel naar de vredesbepalingen voegen. Om Servië den toegang tot de zee af te sluiten, zette het Congres te Londen (30 Mei 1913), op initiatief van Oostenrijk en Italië, de vorming van een onafhankelijk Albanië door. Turkije moest als grens de lijn Midia-Enos aannemen; de verdeeling der veroverde gebieden werd aan de zorg der Balkanmogendheden overgelaten.
Tweede Balkanoorlog (1913). Deze laatste bepaling van den vrede te Londen gaf spoedig aanleiding tot verdere twisten. Daar de Grieken weigerden het Boelgaarsch geworden gedeelte van Macedonië over te geven, verklaarde Boelgarije hun den oorlog (29 Juni 1913), maar had spoedig ook met de Serviërs, Turken en zelfs Roemenen (die Silistrië aan hun gebied wilden toevoegen) af te rekenen. Tegen zulke overmacht was het niet opgewassen. Door een reeks vredestractaten, waaronder als voornaamste dat van Boekarest (10 Aug. 1913), werd de toestand geregeld.
Bulgarije moest zich tevreden stellen met een smallen doorgang tot de Egeesche Zee (bij Dede Agatsj); de Turksche grens werd terug verschoven tot aan de Maritza. Roemenië verkreeg de Z. Dobroedsja met Silistrië; Servië: N.Macedonië; Griekenland: Z. Macedonië, Epirus, West-Thracië en de meeste Egeesche eilanden. Allen achtten zich echter benadeeld. De aangehechte gebieden bleven het brandpunt van allerlei afgunst, en dus losten deze oorlogen, evenmin als de vorige, de Oostersche kwestie op. De voornaamste gevolgen waren, dat het verslagene Boelgarije zich dichter bij het Drievoudig Verbond aansloot, en dat Servië tegenover Oostenrijk, dat het den toegang tot de zee had ontzegd, nog meer dan voorheen vijandig stond, zoodat de B. feitelijk als een voorspel tot den wereldoorlog mogen worden beschouwd.
L i t.: F. Immanuel, La guerre des B. de 1912—’13 (1913); G. Hanotaux, La guerre des B. et l’Europe (1914); Rankin, The inner history of the B. war (1914).
V. Houtte/v. Voorst.