Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 01-04-2019

Baldwin

betekenis & definitie

Baldwin - 1° John, 1598 zanger van de koninklijke kapel te Londen, 1615 aldaar; componist van motetten. Tot zijn voornaamste verdiensten behooren de waardevolle verzamelingen van werken van Engelsche componisten, nl.

Lady Neville’s Virginal-Book (1591) en een motetten-verzameling, die zich bevindt in het Britsch Museum. Men treft hier composities aan van Bedingham, Cooper, Byrd, Tallis, Tye, Wood, Thorne, Dygon, Giles, e.a.

2° Stanley, Engelsch staatsman, * 3 Aug. 1867 te Worchester. Na zijn studiën in de rechten te Cambridge was hij eerst als groot-industrieel werkzaam. In 1908 conservatief lid van het Lagerhuis; van 1917 tot 1921 Financial Secretary of the Treasury; daarna, in het kabinet Bonar Law, president of the Board of Trade; in 1922 chancellor of the exchequer; volgt Bonar Law op als hoofd der conservatieve partij. In 1923 bewerkte hij een accoord met de Ver. Staten over de schuldenkwestie. Van Mei 1923 tot Jan. 1924 kabinetchef; daarna trad hij in de oppositie hegen de Labourregeering; toen deze op het einde van 1931 een beslissende nederlaag leed, werd hij plaatsvervangend eerste-minister in het kabinet Mac Donald.

Werken: On England and other addresses (1926) Our inheritance (1928). Cosemans.

< >