Baldung grien - (of G r ü n), H a n s, Duitsch schilder en houtsnijder. Hij was een typische verschijning van zijn tijd (ca. 1500); men voelt in zijn kunst den overgang van M.E. naar Renaissance.
Hij heeft nog de vormentaal der Primitieven, maar mist hun mystiek en ascese; de religieuze naïveteit van zijn voorgeslacht heeft hij verloren; daarom wint bij hem de vorm het meest van den inhoud. Niettemin was hij een meester met groote fantasie en een ruim repertoire; zijn kunst is evenwichtig, mist het onrustige van vele zijner tijdgenooten. Soms zoekt hij dramatische effecten, maar deze blijven zeer beheerscht (Piëta’s te Berlijn en Londen). Zijn teekening is zeer geacheveerd en wijst op Dürer’s school; sterk ontwikkeld is zijn gevoel voor plastiek. Zijn coloriet vertoont dezelfde beheersching; karakteristiek zijn voor hem de lichte, glanzende kleuren. Onderwerpen zijn meest religieus, maar hij heeft ook een aantal voortreffelijke portretten vervaardigd; psychologisch zeer sterk is vooral dat van een senator te Londen (Nat.
Gallery). Ook kent men van zijn hand verschillende allegorische voorstellingen (o.a. De Dood met een jonge vrouw), die niet tot zijne gelukkige scheppingen behooren. B. heeft als h o u t s n ij d e r zeer vruchtbaar gewerkt en zijn houtsneden geven misschien den meest juisten blik op zijn veelzijdige persoonlijkheid. Zij getuigen van zijn ongehoorde fantasie, originaliteit en vindingrijkheid, zij zijn uiterst vlot in de teekening, vol leven en beweging in de voorstelling, maar de inhoud is veelal hol. De techniek van kopergravure, die hij eveneens beoefende, heeft hij niet leeren beheerschen. Een groot aantal teekeningen, die nog van hem bewaard zijn, vullen op een gelukkige wijze zijn omvangrijk oeuvre aan; het zijn meest studies voor schilderijen, houtsneden of glasschilderingen.
* 1480 in de buurt van Straatsburg, ♱ 1545 te Straatsburg. Werkte het grootste deel van zijn leven in deze stad en kreeg er den titel van bisschoppelijk hofschilder. Gedurende 4 jaren verbleef hij te Freiburg i/Br. en schiep er eenige zijner beste werken, zooals het hoofdaltaar in de Munsterkerk, dat een der schoonste monumenten is der vroege Renaissance in Duitschland. Behalve als schilder was Baldung ook als houtsnijder werkzaam en vooral ook als g l a sschilder. Zijne werkzaamheid op dit gebied is zeer belangrijk en heerlijke proeven hiervan zijn nog in de Munsterkerk te Freiburg aanwezig; ook in talrijke musea.
Weinig Duitsche meesters hebben voor deze kunst zoo vruchtbaar gewerkt. B. heeft Dürer gekend en was waarschijnlijk zijn leerling; in alle geval is hij sterk door hem beïnvloed. Deze meester waardeerde van zijn kant Baldung ook zeer. Bovendien is groote verwantschap met Grünewald vast te stellen en ook hebben Italiaansche meesters (bijv. Mantegna) hem geïnspireerd.
L i t. : G. v. Térey, Die Handzeichnungen des H. Baldung (Straatsburg 1890); id., Die Gemalde des H.B. (Straatsburg 1896-1900) ; Handbuch der Kunstwissensch. (Burger-Brinckman); Deutsche Malerei der Renaiss. (II, 623 vlg.); F. Baumgarten, Der Freiburger Hochaltar (Straatsburg 1909). Schretlen.