Atonaliteit - is in de muziek het principe, dat een schijnbaar volkomen onafhankelijkheid van alle tonen onderling erkent, zoodat de harmonie, zoowel verticaal (stilstaand) als horizontaal (bewegende), het vaststellen van een centrale zie tonaliteit niet toelaat. De atonalisten ontkennen niet de ontplooiing van den toon tot accoord volgens de natuurkundige leer der boventonen.
Zij hechten integendeel practische beteekenis ook aan die boventonen, welke tot dusver nooit in een akkoord als hoorbare samenklank waren erkend. Zij ontkennen wel het recht van heerschappij door een toonaard, die zoowel uitgangspunt als eindelijk rustpunt is; zij ontkennen dus dat de beteekenis van een compositie, als bedoeling van het werk, zou worden bepaald door de functies tonica, dominant en onderdominant van een allesbeheerschenden toonaard. Dat in iederen toon een tonale tendentie ligt, wordt o.a. door Schönberg (den eersten der atonale componisten) erkend. Maar de vraag is gerechtvaardigd in hoeverre de tonale functies hun cadenseerende overmacht te danken hebben aan den geest der romantiek.
Het element van den klank is bij de atonalisten een der voornaamste onderdeelen van hun principe. Zeker is het dat zij een omvangrijker gebied van harmonie bewerken dan de tonale componisten. Dat de a. als harmoniek-verschijnsel voortkomt uit de chromatiek, blijkt uit de atonale composities. De uitbreiding en loutering van het verticale klankgebied is waarschijnlijk het eenig positieve in de a. De aesthetisch-muzikale waarde der atonale composities hangt af van de intuïtieve doelbewustheid der persoonlijkheden en niet van de grootendeels negatieve dogmatiek van het principe.
L i t.: Arnold Schönberg, Harmonielehre (Universaled. Weenen). H. Andriessen.