Apostoliciteit - in het algemeen een band of overeenkomst met de Apostelen, geeft in het bijzonder de in het Credo van Nicea: „en een heilige, Katholieke en apostolische Kerk” beleden eigenschap der Kerk aan, waardoor zij dezelfde mag genoemd worden als die door de Apostelen is gesticht. Zij is dan niet alleen van dezelfde soort als die der Apostelen, omdat zij dezelfde leer (inclusief sacramenten) en bestuursorganisatie heeft, maar ook door de onafgebroken wettige opvolging hetzelfde moreele individu; hiertoe zou een alleen feitelijke opvolging, door opstand of schisma bijv., niet volstaan. Alleen de combinatie van leer, bestuur en opvolging geeft de ware a.
Gaat men uit van het geloof, dan kan men vaststellen, dat do Kerk deze eigenschappen moet bezitten. Want de Openbaring is met de Apostelen beëindigd en zij zijn door Christus met de verkondiging ervan belast; tevens heeft Christus Zijn Kerk onder hun bestuur en dat van hun wettige opvolgers geplaatst. Dit sluit evenwel een latere ontwikkeling van de leer, door nieuwe formuleering en wetenschappelijke verwerking, niet uit, evenmin als een verdere uitbouw der bestuursorganisatie, als maar alles, wat door de Apostelen is vastgesteld, door latere toevoegingen met wezenlijk veranderd wordt. Deze opvatting houdt het midden tusschen een te streng conservatisme, dat iedere detailverandering zou verwerpen en vooral vroeger bij de Oostersche Kerken gevonden werd, en het Modernistische en Modern-Protestantsche standpunt, dat deze apostoliciteit als een stagnatie en mummificeering beschouwt en een volledige verandering in leer en organisatie door ontwikkeling aanneemt, zoodat de band van de tegenwoordige Kerk met die der Apostelen nog zwakker zou zijn dan tusschen zaad en volgroeiden boom.
De rechtzinnige Protestanten, die voor zich een a. in leer en organisatie opeischten, maar begrepen de wettige opvolging zonder onderbreking te missen, verklaarden dit element voor overbodig en te vervan- en door een buitengewone zending, wanneer de Kerk e overeenkomst met de Apostelen in leer en organisatie verloren had. Afgezien van de noodzakelijkheid om die zending duidelijk te bewijzen, strijdt deze stelling met de onfeilbaarheid en onvergankelijkheid der Kerk, die van de apostolische leer niet kan afwijken.
De wettige opvolging kan ofwel onmiddellijk loopen van de nu ergens bestaande Kerk tot de Apostelen, of niet rechtstreeks door het bestaande verband met de onmiddellijke opvolgers der Apostelen, vooral met den paus, die den door opstand of schisma gebroken band weer herstelt.
Ook buiten het geloof heeft de a. in de apologie groote waarde, en is o.a. door Tertullianus graag als argument gebruikt. Want de overeenkomst en opvolging kunnen met natuurlijke middelen als feit worden geconstateerd door vergelijking van den in oude bronnen beschreven toestand met de hedendaagsche werkelijkheid. Leer en organisatie zijn echter zoowel door de ontwikkeling als door de schaarschte aan oude bronnen moeilijker te bestudeeren, maar de wettige opvolging, o.a. bij het pausschap, is duidelijker. Doorslaand zijn natuurlijk niet de details, maar de overeenkomst' in leergezag en voornaamste geloofspunten, het beginsel van het bestuur en de wettige opvolging van het hoofd der Kerk, al mag geen wezenlijk element ontbreken.
Het argument kan op twee manieren worden gebruikt. Ten eerste kan men het feit der onafgebroken en wettige opvolging constateeren, waardoor men een instelling ziet, die negentien eeuwen alle opstanden, schisma’s en tegenpausen overleefde; die zich telkens aanpaste zonder haar karakter te verliezen, die het tegen Diocletianus, Byzantium, Frederik II en Napoleon opnam, Venetië, Turkije en Spanje zag opkomen en vergaan en wier leer van Nicea nog door moderne geleerden wordt beleden. Dat is geen gewone menschelijke instelling, dat is in de moreele orde een wonder, dat is Gods werk.
Gelooft men echter reeds, dat de ware Kerk door Christus is gesticht, dan kan de a. behandeld worden als een der notae of kenteekenen der Kerk, omdat Christus nl. Zijn leer en stichting aan de leiding der Apostelen toevertrouwde, zoodat alleen de Kerk, die van hen afstamt, de ware Kerk van Christus is. De Protestanten nu missen die afstamming; de Schisraatieken, Jansenisten en Anglicanen hebben wel een uiterlijken band en soms ook de wijdingsmacht, die ook onwettig kan worden verkregen en behouden, maar zij kregen hun zelfstandig karakter pas door onwettigen opstand.
L i t.: de gangbare handboeken De Ecclesia Christi van v. Noort, De Groot O.P., Dieckmann S.J., Schulthes O.P.; ook J. D. Maes O.P., De Kerk van Christus (II 1929, 201). Pauwels.