Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Antiphoon

betekenis & definitie

Antiphoon - Oorsprong. In de Grieksche muziek beteekende antiphoonos het zingen in octaaf, als nl. twee koren van verschillende stemmen, mannen en kinderen (vrouwen), dezelfde melodie uitvoeren. In de oud-Christelijke liturgie werden op twee wijzen de psalmen gezongen: ofwel in responsoriaalzang (afwisseling van solozang en koor), ofwel twee afwisselende koren zongen van den psalm vers na vers; na elk vers (soms om de twee of drie verzen) herhalen die beide koren tezamen een korten zang, bij wijze van refrein of keervers. Gewoonlijk waren deze twee koren gevormd door mannen- en kinder(vrouwen-)stemmen, zoodat, als gezamenlijk het korte keervers gezongen werd, dit in octaaf klonk, dus volgens de Gr. muziek een antiphoonos was. Vandaar dat dit korte refrein ook zelf a. werd genoemd, en dezen naam behield, ook later toen het alleen door gelijke stemmen gezongen werd; vandaar ook dat later deze wijze van psalmzingen, in twee afwisselende koren, met een kort refrein tusschen de psalmverzen, antiphonaalzang genoemd werd.

Vanuit Antiochië verbreidde zich deze wijze van psalmzingen over de heele Christenheid; in de Westersche kerk voerde St. Ambrosius ze in. Betrekkelijk spoedig werd de a. een integreerend deel der Romeinsche liturgie, en, waarsch. reeds voor Greg. I, kreeg zij haar definitieven muzikalen vorm. In zijn oorspronkelijken vorm is de antiphonaal-zang bij de Romeinsche liturgie nog bij enkele gelegenheden bewaard gebleven (Invitatorium, Lumen ad revelationem 2 Febr. enz.).

Soorten.

1° De officie-antiphoon voor het gewone psalmgezang. Kenmerken: syllabische zang (elke lettergreep één noot, hoogstens hier en daar een kleine groep), dus rhythmisch zeer eenvoudig; geen groote intervallen, meest secunde of terts; korte tekst en bescheiden melodische omvang.
2° De groote antiphoon. Voor Magnificat en Benedictus op hoogere feestdagen, bij bijzondere gelegenheden (O-antiphonen van Advent, enz.) hebben de a. rijkere melodieën en een meer ingewikkelden vorm; zoo ook de zgn. processie-antiphonen, bijv. voor de Palmprocessie; vandaar ook een meer versierde zang voor die deelen der H. Mis, waarbij een processie met zang werd begeleid: de intocht of Introitus en onder het communiceeren der geloovigen (zie Communie).
3° N a-k lassieke antiphonen. Door invloed van de talrijke zangen der Byzantijnsche liturgie, door de opkomende sequenzen en tropen en het streven plaatselijke Heiligenofficies rijker te maken, worden in de M. E. de a. niet meer gemaakt naar het oorspronkelijk plan: eenvoudig en kort, doch het worden rijke, lange melodieën met groote intervallen. Zie de officie-antiphonen van 2 Febr. (overgenomen uit de Gr. liturgie), Sacramentsofficie, verschillende rijmofficies, enz. Eenzelfden vorm toonen ook de Maria-zangen, waarmee men het Officie besloot, antiphonae finales genaamd. Maria-antiphoon, zie Zang, liturgische. Bruning.

< >