Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Adam (bijbel)

betekenis & definitie

naam van den eersten mensch, hangt waarschijnlijk samen met het Hebreeuwsche woord adamah, aarde, en beteekent: uit de aarde gevormd. God vormde den eersten mensch uit het stof der aarde, zegt de H.

Schrift. Zij stelt het derhalve voor, alsof God met zijn handen het menschelijk lichaam uit stof vormde, om de geheel bijzondere zorg aan te duiden, waarmede Hij door zijn almachtigen wil het lichaam van den mensch maakte. De meening, dat het lichaam van den mensch zich zou ontwikkeld hebben uit een dierlijk wezen en dat God alleen de ziel door rechtstreeksche schepping heeft voortgebracht, is wel niet door een onfeilbare kerkelijke uitspraak veroordeeld, maar moeilijk te vereenigen met de woorden: God vormde den mensch uit het stof der aarde. De voor de hand liggende beteekenis daarvan is, dat het lichaam van den mensch, zonder tusschenkomst van geschapen oorzaken, door Gods almachtigen wil uit stof gevormd werd. Het lichaam van den eersten mensch was vóór de bezieling slechts levenlooze stof. Toen blies God, zegt de H.

Schrift, in zijn aangezicht den adem des levens. Door dit beeld wordt de schepping der redelijke en onsterfelijke ziel voorgesteld, waardoor de mensch het beeld en de gelijkenis van God is. Adam werd door God geplaatst in een lusthof, het zgn. paradijs. Om hem zijn eenzaamheid te doen gevoelen en bij hem het verlangen op te wekken naar een bij hem passend wezen, dat hem ter hulpe zou zijn, voerde God alle dieren tot Adam, opdat hij hun een naam zou geven. Toen zond God over den mensch een diepen slaap en maakte uit een zijner ribben de eerste vrouw, Eva. Deze diepe slaap duidt het visioen aan, waarin aan Adam de schepping der vrouw getoond werd.

Het vormen van het lichaam der vrouw uit een rib van Adam is een menschelijke wijze van uitdrukking om aan te toonen, dat God door zijn almachtigen wil het lichaam der vrouw uit dat van den man deed ontstaan. Deze vorming van Eva uit Adam was een teeken van de innige en onverbreekbare vereeniging, welke er bestaat tusschen man en vrouw in het huwelijk. Groot waren de buiten- en bovennatuurlijke gaven, welke God aan de eerste menscben schonk. De vruchten van den boom des levens zouden hun de onsterfelijkheid geschonken hebben, indien zij aan God getrouw bleven. Zij hadden een helder verstand, zoowel wat de natuurlijke als de bovennatuurlijke waarheden betreft. Zij waren geneigd tot het goede en bezaten een onbeperkte heerschappij over hun hartstochten.

Zij hadden de heiligmakende genade en ontvingen een overvloed van genaden van bijstand, om als kinderen Gods te leven en de eeuwige zaligheid te verdienen. Adam en Eva verloren deze voorrechten voor zich en hun nakomelingen door de zonde. God had hun verboden, te eten van den boom der kennis van goed en kwaad. Maar de duivel bediende zich van een slang, om Eva dit gebod te doen overtreden, en Eva verleidde Adam. Deze zonde van Adam heet in zijn nakomelingen erfzonde, omdat zij als een erfstuk op al zijn kinderen overgaat. In de woorden, welke God tot de slang sprak na den zondeval, lag reeds de belofte van de toekomstige verlossing: Ik zal vijandschap stellen tusschen u en de vrouw, tusschen uw zaad en haar zaad; dit zal u den kop verpletteren en gij zult zijn hiel belagen.

Adam en Eva werden uit het paradijs verdreven en zagen de gevolgen der zonde reeds in hun zonen : de booze Kaïn doodde den vromen Abel. In plaats van Abel schonk God hun Seth. Adam stierf in den leeftijd van 930 jaar. Over den ouderdom van het menschelijk geslacht hebben wij in de H. Schrift geen zekere gegevens. Zij geeft wel de leeftijden der patriarchen, maar de getallen stemmen in de verschillende teksten niet overeen.

Terwijl de Hebreeuwsche tekst en de Vulgaat van Adam tot Christus ongeveer 4000 jaar tellen, geeft de Grieksche vertaling 5000 tot 6 000 jaar. Ook de wetenschap komt niet tot vaste resultaten. Wel is vastgesteld, dat vóór Christus meer dan 4 000 jaar gevorderd worden, maar verder loopen de meeningen sterk uiteen. Terwijl sommigen zich met 5 000 tot 7 000 jaar tevreden stellen, noemen anderen volstrekt fantastische getallen (100 000 jaar en meer).L i t.: J. Göttsberger, Adam und Eva (Biblische Zeitfragen III Helt 11 Münster i. W. 31912); J. B. Holzammer, Handbuch zur Biblischen Geschichte (I Freiburg 1925, 89—128); J. Keulers, Bijbelsche Geschiedenis (Roermond 1931, 18—26).

Keulers.

Armeensche geschriften over Adam, 8 apocryphen, die het leven van Adam en Eva beschrijven; zij verraden een Christelijke bewerking.

Uitg.: (Armeensch) Libri extra-canonici Veteris Testamenti (drukkerij der Meohitaristen, Venetië 1896); E. Preuschen, Die apocryphen gnostischen Adamsschriften aus dem Armenischen übersetzt (Giessen 1900, 6 vlg.).

Greitemann.

Testament van Adam, een apocryph, bestaande uit drie fragmenten; het eerste beschrijft de uren van dag en nacht; het tweede bevat voorspellingen van Adam aan Seth; het derde somt de negen koren der engelen op, met hun resp. functies. De tijd van ontstaan is onzeker; Joodsche opvattingen zijn er sterk in uitgesproken.

Uitg. on l i t.: F. Nau, Patrologia Syriaca (II 1907,1382 vlg.); Dict. d’Archéologie chrét. et de Liturgie (I 1907, 514 vlg.); R. H. Charles, The Apocrypha and Pseudepigrapha of the Old Testament (II Oxford 1913, 126 vlg.).

Greitemann.

< >