(ca. 380-ca. 451), aanhanger van de Antiocheense theologie, werd door toedoen van keizer Theodosius II in 428 bisschop van Constantinopel. Hij trad fors op tegen ketters en schismatici.
Zijn eigen gevoelens, krachtens welke hij aan Maria de gebruikelijk geworden benaming Moeder Gods ontzegde, daar hij de band tussen Godheid en mensheid in Christus te ethisch opvatte als een eensgezindheid tussen twee personen, de Goddelijke en de menselijke, die ieder hun eigen leven leiden zouden, brachten hem in botsing met anderen, die hem daarna te Rome en te Alexandrië van ketterij beschuldigden. In dit conflict kreeg hij vooral Cyrillus van Alexandrië tegenover zich, die zijn veroordeling door het oecumenisch concilie te Ephese (431) wist te bewerken.
Nestorius trok zich daarna in een klooster in Antiochië terug. Door bisschop Johannes van Antiochië werd hij verloochend.
In 435 volgde zijn verbanning naar Egypte, waar hij nog tot na het concilie van Chalcedon geleefd heeft.