waren een der partijen, die na het Concilie van Nicea (325) zijn opgetreden. Voor hen was de Zoon gelijk van wezen (niet homoousios; één van wezen) met de Vader; zij vreesden, dat de in Nicea gewettigde term homo-ousios (één van wezen) aan de zelfstandigheid van de Vader en de Zoon tekort deed: de uitdrukking zou verstaan kunnen worden alsof Vader en Zoon één persoon vormden (Sabellianisme).
In 362 heeft Athanasius, de voorvechter van de leer, te Nicea aanvaard, de rechterzijde der Homoiousianen als orthodox erkend. Op de hier aanvaarde gedachte: God is één wezen en drie zelfstandigheden (personen), is de Cappadocische theologie gebouwd, die in Constantinopel in 381 de klassieke formulering der leer van de Triniteit zou leveren.
Vermoedelijk is de zgn. Geloofsbelijdenis van Nicea, volgens de traditie te Constantinopel aanvaard, van Homoiousiaansen huize. c. w.
M.