(ca. 398-373), heilige, kerkleraar, begeleidde als diaken bisschop Alexander van Alexandrië naar het concilie van Nicea (325), waar Arius veroordeeld werd. Hij werd in 328 zelf tot bisschop van Alexandrië gekozen, en werd in deze functie de grote voorvechter en het symbool van de trouw aan Nicaea, toen keizer Constantijn in 327 de wederopneming van Arius in de Kerk vorderde, en toen diens opvolgers een bemiddelingstheologie begunstigde.
Tot vijfmaal toe werd hij verbannen of moest hij onderduiken voor de keizerlijke politie. Reeds in een jeugdwerk (Over de Menswording van het Woord) had hij een nauw verband gelegd tussen de ware godheid van de Zoon en diens verlossingswerk.
Als Christus niet waarlijk God is, zijn wij niet gered. Dit argument doortrekt ook zijn grotere dogmatische werken, waarin hij bovendien (misschien tengevolge van de contacten met het Westen, die hij in zijn ballingschap legde) steeds sterkere nadruk legt op de door Nicaea vastgestelde formule: De Zoon is één van wezen (homo-ousios) met de Vader.
Het tekent de grootheid van Athanasius, dat hij op zijn oude dag diegenen met begrip tegemoet trad, die zakelijk hetzelfde dachten, maar voor dit woord terugschrokken (synode van Alexandrië, 362). In zijn laatste levensjaren werd hij betrokken in de strijd om de godheid van de H.
Geest, waarin hij een soortgelijk argument bezigde: Wanneer de H. Geest niet God is, worden wij door hem niet vergoddelijkt.
Ook schreef hij in die jaren verschillende brieven, waarin de persoonlijke eenheid van godheid en mensheid in Christus verdedigd wordt. Behalve op dogmatisch gebied oefende hij grote invloed uit op de ontwikkeling van het kloosterleven door zijn biografie van de H.
Antonius, die zeer spoedig in het Latijn werd vertaald.
Vele van zijn polemische geschriften tegen de Arianen bevatten overvloedige gegevens en rijke documentatie over Kerkgeschiedenis van de 4de eeuw.
Zijn zgn. Feestbrieven, waarin hij als hoofd van de Egyptische Kerk de datum van het Paasfeest aankondigde, geven veel inzicht in het leven van de Kerk in zijn tijd.
Feest 2 Mei. P. SM.