Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

GELOOF EN WETEN

betekenis & definitie

twee menselijke levenshoudingen van geheel andere geaardheid en onmiddellijke oorsprong, stammen beide uiteindelijk uit God, die zowel het licht der rede als het geloofslicht schonk en die zich zelf en zijn wijsheid zowel in de schepping als in Christus openbaarde. Dat is de reden waarom de Kerk bij monde van het Vaticaans Concilie behalve de erkenning van de betrekkelijke autonomie der wetenschap ook de onmogelijkheid van een werkelijke onderlinge tegenstrijdigheid kon uitspreken.

Afgezien immers van de feitelijke fouten, die zich zowel in de afzonderlijke feilbare gelovigen als in de even feilbare wetenschapsbeoefenaars kunnen voordoen, zijn geloof en wetenschap beide deelhebbingen aan de ene goddelijke Waarheid, die zich zelf niet weerspreken kan, zodat feitelijke tegenspraak alleen uit menselijke voorbarigheden en onzekerheden voortkomt. Daarom kan menselijk weten, mits door onfeilbaar geloof der Kerk voor dwalingen behoed en positief in de richting der waarheid geleid, door het geloof in dienst worden genomen bij de doordenking der geloofsgeheimen (zie Dogmatiek en Theologie) en kan het een hulp zijn bij de wetenschappelijke verantwoording omtrent de redelijkheid van het geloven (zie Apologetiek en Godskennis).De voorlichting door het geloof der Kerk ontneemt aan de wetenschap niet haar betrekkelijke autonomie, daar iedere wetenschap geheel volgens eigen methode, passend bij haar eigen object, te werk moet gaan. Wel echter weerspreekt zulk een gelovige leiding het in liberale kringen gekoesterde ideaal der volkomen neutrale, dogmatisch onbevooroordeelde wetenschap. Dit wetenschapsideaal heeft echter moeten zwichten voor het herlevend werkelijkheidsbesef, dat iedere wetenschapsbeoefening onvermijdelijk bepaalde levensbeschouwelijke veronderstellingen in de beoefenaar met zich mee brengt, al was het bijv. de veronderstelling van een dogmaloos Christendom of van een volkomen mensehjke autonomie. Niet de aanwezigheid van veronderstellingen is bedenkelijk, doch wel die van onware veronderstellingen, die tot allerlei ongegronde ontkenningen en voorbarigheden aanleiding kunnen geven, zoals met name op het gebied der godsdiensthistorie overduidelijk gebleken is en zoals die omgekeerd ook in de wetenschappelijke geloofsbezinning kunnen voorkomen (het geval Galilei).

Ook de samenhang der wetenschappen onderling vraagt om het geloof, dat de openheid van het menselijk denken voor het goddelijk geheim bewaakt en onrechtmatige verabsoluteringen, zoals die in het van het geloof geëmancipeerde weten zo gemakkelijk voorkomen, ontmaskert.

Tevens dienen geloof en weten harmonisch met elkaar verbonden te zijn met het oog op het volwaardig mens-zijn der wetenschapsbeoefenaars, die hun hoogste menselijke ontplooiing nu eenmaal niet vinden in het aardse weten doch in de schouwing Gods, waarvan het geloof op aarde het tastend en stamelend begin is.

j. c. G.

< >