Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

GELOOF (theologisch)

betekenis & definitie

(2, theol.). Het geloof kan met het oog op zijn inhoud nader omscnreven worden als de mensehjke beslissing, waardoor iemand met de in Christus op hem toekomende heilswerkeiijkheid aanvaardend en instemmend m contact treedt.

Mag de aanvaarding en instemming een verstandelijke daad zijn, de liefde voor de Heiland en het zich veilig toevertrouwen aan Diens heilswerking spelen daarmee een uiterst belangrijke rol en doen het geloven in God diepgaand verschillen van het geloof, zoals dat ook in de geschiedeniswetenschap een rol speelt. De invloed van het door goddelijke genade bewogen willen is voor het heilsgeloof een volstrekt vereiste.

Als eerste contact met Christus en Diens verlossingsgaven is het geloof begin, wortel en grondslag der rechtvaardiging. Maar ook in de verdere voortgang van het leven als gerechtvaardigde mens en in de verdere groei in gemeenschap met Christus blijft het steeds opnieuw bewust te herhalen aanvaarden van Christus als Heiland een fundamentele rol vervullen.

En van dit bewuste geloven is dan ook de vruchtbaarheid der ontvangen sacramenten afhankelijk.Daarom is het geloof volstrekt noodzakelijk ter zaligheid (Hebr. 11 : 6). Het geloof in Christus als Heiland kan echter impliciet besloten liggen in het geloof aan Gods voorzienige leiding der mensheid, zodat aan het eeuwig heil van hen, die buiten hun schuld de historische Christusopenbaring niet kennen, niet gewanhoopt behoeft te worden. Het geloof is ook een begin van de zaligheid, die ons wacht. Het is immers, zij het nog in de verhulling van raadselen en spiegelbeelden, een kennis van God, zoals Hij is, en leeft daarom van dezelfde inhoud als de schouwing. Krachtens deze inhoud is het onherroepelijk betrokken op het bovennatuurlijke einddoel der mensheid en kan het daarom zelf slechts als genadegeschenk van God tot stand komen. Maar deze gave Gods is tevens opgave der mensen: en als menselijke beslissing dient ook het geloof volwaardig menselijk en daarom redelijk verantwoord te zijn (zie Apologetiek).

Nooit echter kan deze redelijke verantwoording het geloof doen ontaarden tot een logische conclusie uit inzichtelijke praemissen, daar zij het geheim van Gods liefde, dat Christus is, niet ontsluieren kan doch slechts de geloofwaardigheid ervan kan verzekeren. Oninzichtelijkheid of duisternis is dan ook een wezenlijke karaktertrek van het geloven, dat nog geen schouwen is, zo goed als de vrijheid, die er onverbrekelijk mede verbonden is.

J. P./J. c. G.

< >