noemt men de activiteit van zowel geestelijke als wereldlijke instanties gedurende de eerste helft der 16de tot het midden der 17de eeuw, gericht enerzijds op de binnenkerkelijke hervorming der Katholieke Kerk, anderzijds op de bestrijding van het Protestantisme. Deze op zijn minst onnauwkeurige term zou beter vervangen kunnen worden door het ruimere woord katholieke hervorming, met als onderverdeling: katholieke restauratie voor de binnenkerkelijke hervorming, en contrareformatie voor de bestrijding van het Protestantisme.
De aanzet van de binnenkerkelijke hervorming ligt vooral in de 15de eeuw en komt van onder af; zij uit zich in de hervormingsbewegingen der oudere orden, bij bisschoppen als Antoninus, Barozza, Ximénez, enz., bij volkspredikers als Bernardinus, Capistranus, Geiler von Kaisersberg, enz.; zij zet zich krachtig voort in de 16de en 17de eeuw: het oratorium van de goddelijke liefde, de hervorming van de Carmel, het ontstaan van nieuwe orden en congregaties als bijv. de Theatijnen, Capucijnen, Jezuïeten, Oratorianen van Ph. Neri en van de Bérulle, Sulpicianen, Lazaristen, Ursulinen, Visitandinen, Zusters van Liefde; de bisschoppelijke activiteit van Giberti, Fisher, Ercole, Gonzaga, enz.
Haar eenheid en kracht krijgen deze hervormingsstrevingen echter pas als de pausen, onder druk van de algemene roep om hervorming en van het gevaar van het voortschrijdend Protestantisme, na een mislukte poging van Adriaan VI, vanaf Paulus III de leiding krachtig in handen nemen, en beginnen met de hervorming in capite. Het hierdoor mogelijk geworden Concilie van Trente vormt met zijn talrijke hervormingsbesluiten (residentieplicht voor bisschoppen en pastoors, visitatieplicht, verbod van cumulus beneficiorum en commende, seminariedecreet, voorschriften omtrent synoden, catechismusonderricht, eredienst, enz.) de definitieve doorbraak van de binnenkerkelijke hervorming. De min of meer consequente doorvoering van deze besluiten en eventuele aanvulling met nieuwe maatregelen (reorganisatie van de curie, nuntiaturen, enz.) door de latere pausen bewerkten samen met de reeds in vele kringen bestaande hervormingsgeest een hoogconjunctuur op geestelijk gebied binnen de Katholieke Kerk.
Vooral uit deze innerlijke hervorming putte de Kerk de kracht voor de bestrijding van het Protestantisme en de herovering van de verloren gelovigen. Deze strijd werd met alle middelen gevoerd: indices (Parijs 1544; Leuven 1546; Rome 1564), Spaanse en Romeinse inquisitie, theologie (Eek, Pigghius, Bellarminus), het kerkelijk leergezag (de dogmatische besluiten van Trente), enz., dit alles krachtdadig ondersteund door de sterke arm van de katholieke vorsten, die, evenals bij de protestantse hervorming, voor een groot deel de doorslag gegeven hebben welke landen protestants, welke katholiek zouden zijn. (zie krt. Verspreiding van het Christendom, 16de17de eeuw.) E. v. E.