Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

PROTESTANTISME

betekenis & definitie

is een woord dat stamt van de Protestatio die de Evangelische vorsten en rijkssteden in Duitsland op de 2de Rijksdag van Spiers in 1529 inbrachten tegen het besluit der katholieke meerderheid, dat verdere voortgang der Reformatie zou worden verboden. Ook toen al wilde het woord meer positief als „getuigen voor” dan enkel negatief als protest worden verstaan.

Het had een politieke klank, al klonk in de motivering van het protest de overtuiging door, dat in zaken betreffende het Heil Gods het in het Woord Gods gebonden individuele geweten moet worden vrij gelaten. De benaming „Protestanten" werd minder door de Reformatie-gezinden, dan wel door hun opponenten gebruikt.

De eersten prefereerden de naam „Evangelischen” en wezen lang de bijnaam Lutheranen of Calvinisten af. Het woord Protestantisme werd ook meer buiten dan in Duitsland gebruikt en verspreid.

Eerst begreep men de grote Kerken der Reformatie onder de naam Protestantisme, maar geleidelijk ook heel de -wereld van kerkgemeenschappen, stromingen en sekten die op enigerlei wijze uit de Reformatie der 16de eeuw zijn voortgekomen. Het woord heeft naar zijn inhoud een zekere vaagheid, omdat het zo vele, soms innerlijk tegengestelde groepen en overtuigingen, zoals de orthodoxie en de vrijzinnigheid, onder één noemer moet brengen.Toch is het nog gangbaar, omdat er geen betere naam bestaat voor die vleugel binnen de Christenheid, die tegenover het katholieke kerktype vele onmiskenbare punten van verwantschap en overeenkomst bezit. De kern wordt gevormd door de Kerken der Reformatie van Luther, Zwingli en Calvijn, die zich op het formele en materiële principe der Reformatie, op sola scriptura en sola fïde hebben vastgelegd. In hoeverre het Anglicanisme ook een vorm van het Protestantisme dan wel een eigen derde weg, een kerkformatie sui generis is, is een oecumenisch probleem van grote draagwijdte. Rondom de Reformatie ligt de wijde kring van dochterkerken, meest van het gereformeerde Protestantisme; de zgn. Vrije Kerken als Congregationalisten, Presbyterianen, Baptisten e.a., die, meest in Engeland ontstaan, in de V.S. hun grootste krachtsontplooiing hebben gevonden. Verder de groeperingen uit opwekkingsbewegingen als Piëtisme, Méthodisme en Réveil voortgekomen, spiritualistische groepen als de Quakers en tenslotte vele sekten van onmiskenbaar protestantse makelij en geesteshouding, waarbij het vastleggen van een grens moeilijk, zo niet willekeurig is (zie Comp., hfdst. 4).

Gedurende de historische ontwikkeling van het Protestantisme zijn andere noties mee gaan klinken naast de grondwoorden der Reformatie: de uitsluitende waarden van vrij en individueel geloofsonderzoek tegenover dogma en traditie, afkeer van auctoritatief bindende geloofsformulering. Volgens H. Frick zou het Protestantisme het dynamische element in de religie vertegenwoordigen tegenover het katholiek-statische. Of het zou het beginsel der gedurige zelfcritiek en zelfhervorming zijn (P. Tillich), of zelfs het principe der absolute autonomie van de „protestantse mens” vertegenwoordigen tegenover katholieke heteronomie (K. Reese).

Vooral het Vrijzinnig Protestantisme had voorkeur voor de beginselen van zgn. vrij onderzoek, autonomie des geloofs en geloofsindividualisme. De vraag is gewettigd of hier meer dan enkel formele structuurovereenkomst met de oorspronkelijke Reformatie is bewaard en of oud en nieuw Protestantisme inderdaad op één wortel stoelen. Nog heden spelen in het gebruik van het woord Protestantisme niet alleen de grondideeën der Reformatie mee, maar ook de vele antikatholieke sentimenten tegen traditie, bindende dogmata, zgn. geloofsdwang, hiërarchische rechtskerk, priesterheerschappij en verdienstengeloof.

De Katholieke Kerk waardeert de innigheid en warmte van de geloofsinnerlijkheid in vele protestantse gemeenschappen, alsook het grootse dat werd verricht op het gebied van in- en uitwendige zending, sociale, culturele en politieke vormgeving; de vele verworvenheden in bijbelwetenschap, kerkmuziek, kerklied, spiritualiteit en levensstijl. De geschiedenis van het Protestantisme echter toont in haar ontwikkeling, dat al deze gemeenschappen aan hun vitium originis blijven lijden, ontstaan te zijn uit de visie of beleving van één enkele persoon of groep, met alle rijkdom én eenzijdigheden vandien. Zodat noodzakelijk andere gemeenschappen op moesten komen om recht te doen aan andere, verwaarloosde of verkommerde deelwaarheden of accenten. De verbrokkeling tot zoveel groepen en opinies is aan het beginsel van het Protestantisme zelf te wijten en kan moeilijk louter als rijkdom worden aangezien. Daarom zoekt het Protestantisme tegenwoordig binnen de oecumenische beweging tot een nieuwe geloofseenheid te komen, meer dan enkel tot organisatorische eenheid en federale samenwerking. De Katholieke Kerk stelt tegenover dit zoeken naar een nieuwe catholiciteit haar uitweg als remedie: de terugkeer van allen tot het deelhebben aan dezelfde volle auctoritatieve openbaring, waarbinnen de bijdrage der diverse protestantse gemeenschappen niet enkel gezuiverd wordt, tot onderlinge vrede en evenwicht komt, maar ook pas door incorporatie tot blijvende en universele gelding en uitwerking zal geraken (vgl.

L. Bouyer, Du Protestantisme à l'Église„ Paris 1954). H. v. D. . Zoekend naar een typering van het onderscheid tussen reformatorisch en katholiek denken, kan men twee wegen gaan. Het Protestantisme leeft immers van twee grondbeginselen, waarvan het ene formeel (alleen de Schrift) en het andere materieel (alleen door geloof) van karakter is. Met het eerste beginsel heeft de Reformatie zich principieel buiten de eenheid der Moederkerk geplaatst.

Het impliceert immers een relativering van het kerkelijk belijden, dat voortdurend critisch getoetst moet worden aan Gods ongerepte woord in de Schrift wegens altijd dreigende menselijke ontrouw (noodzaak van voortdurende kerkhervorming). Zo meent het Gods souvereine heerschappij over de Kerk, door Gods Woord te bevrijden van menselijke (wijsgerige) overheersing van de zijde ener zelfverzekerde Kerk, in het licht te stellen. Iedere gelovige wordt in onmiddellijk contact gebracht met Gods eigen Woord, dat zelf voldoende krachtig is in de Geest om zich zelf gezagvol tot gelding te brengen en trouwe geloofsgehoorzaamheid in de Kerk te bewerken. De door de Geest gewaarborgde zuivere schriftinterpretatie der Kerk valt aldus weg als tastbare en veilige gids bij de persoonlijke schriftlezing, zodat de weg geopend is tot allerlei willekeurige schriftverklaringen.

Is dus het Protestantisme krachtens zijn formeel beginsel in katholieke ogen een breuk met de eenheid, krachtens het materiële principe is het een haeresie rond zonde en genade. Voor Luther was immers de grondvraag: Hoe word ik deelachtig aan het heil in Christus ? En zijn antwoord, in persoonlijke strijd verworven, luidde: Niet door de werken, doch alleen door Gods vergevende genade, die omwille van Christus’ kruisdood geschonken wordt. Alle mensenwerk zag hij geïnfecteerd door de zonde, die de oorspronkelijk zuivere richting op God deed omslaan in haar tegendeel: de richting van de mens op zich zelf. Wantrouwen in eigen werk, dat immer goddelijke vergeving behoeft, moet daarom de grondhouding zijn van de Christen, die in geloof weet heeft van de diepte der zonde. De geloofshouding is dan ook niets anders dan een zich geheel en al toevertrouwen aan goddelijke barmhartigheid, welke om niet wordt betoond. Zij is de nieuwe oriëntatie op God, die alleen uit God geboren is.

Zij is het een en het al aan genadewerk in de mens. Zodoende heeft het Protestantisme meer aandacht voor het bewustzijn dan voor het zijn. Het kan de genade niet zien als een innerlijk vernieuwende kracht, die vast bezit wordt van de nog altijd zondige mens, doch enkel als een daad Gods, die de tot zonde geneigde mens vastgrijpt en meevoert, hem de zonde vergevend en hem heel de heiligheid en heerlijkheid toezeggend en toerekenend, die in Christus als levendmakend Hoofd van zijn lichaam te vinden zijn. Genade is Gods persoonlijke woord van vergeving en van belofte, waarop de mens in geloof zich alleen verlaten moet. Van een blijvende, statische vernieuwing of vergoddelijking van de mens in heiligmakende genade wil het Protestantisme in zijn zuivere gestalte daarom niets weten. Genade staat in het teken van het woord, dat geloofd moet worden (alleen door geloof, alleen door genade, alleen door Christus).

Sacramenten worden dan ook bovenal gewaardeerd als zichtbaar woord ter bevestiging van het geloven, en de ambtelijke bediening zal getypeerd moeten worden als een bediening des Woords. Een onfeilbare Kerk is onverenigbaar met het belijden der blijvende menselijke ontrouw, zodat het formele beginsel van het Protestantisme allernauwst met het materiële verweven blijkt. De heiligheid van Christus’ mensheid zal ook anders gewaardeerd worden dan bij een aanvaarding van vergoddelijking der menselijke natuur door heiligmakende genade, en de aandacht voor Christus’ vernedering (ontlediging) zal de lofprijs van zijn menselijke heerlijkheid overstemmen. Vanuit de grondvisie op zonde en genade komen zo alle christelijke geloofsgegevens in nieuwe belichting te staan, zodat het onderscheid met het katholieke geloofsdenken zich in alle details openbaart. Tegenover het uit andere visie op zonde en genade geboren harmoniserende en-en der Katholieken staat steeds het scheidende of-of der Protestanten, rustend in de fundamentele tegenstelling van zonde (geheel op zich zelf betrokken zijn) en genade (gelovige oriëntatie op God alleen).

j.c. G.

< >