(Gr.: hatechoemenoi, onderrichten) zijn leerlingen, die zich op het H. Doopsel voorbereiden.
De onderrichting was soms zeer kort, gelijk bijv. blijkt uit de doop van de Ethiopiër door Filippus (Hand. 8 : 36—38) en gelijk het ook later vaak het geval was bij massabekeringen, doch reeds tamelijk vroeg ging men meer zorg aan de voorbereiding van de dopeling besteden. Van deze grotere zorg getuigt o.a. reeds de Didachè.
Toen de vervolgingen hogere eisen aan de gelovigen stelden, werd de Kerk voorzichtiger met het toelaten tot het Doopsel, en in de 2de-3de eeuw zien wij dan ook het catechumenaat ontstaan. Tertullianus maakt duidelijk onderscheid tussen de catechumenen (geloofsleerlingen) en de gelovigen.De catechumenen bereidden zich op het Doopsel voor door gebed, vasten, zondenbelijdenis, en kregen aparte onderrichtingen. Er ontstonden zelfs aparte scholen voor hen, bijv. te Alexandrië (Clemens). Sinds het Edict van Milaan, als de Kerk na de vervolgingen rust krijgt, wordt het catechumenaat hechter georganiseerd. Eer men aangenomen werd, was een grondig onderzoek naar de motieven noodzakelijk, en de toelating werd met een officieel ceremonieel van exorcismen, bekruising, geven van het zout in de mond, zalvingen enz. omkleed. Eenmaal toegelaten tot het catechumenaat had men bepaalde rechten: een vaste plaats in de bijeenkomst, deel in het gebed van de gemeente, na de lezingen doch vóór de viering van de H. Eucharistie een handoplegging (waarna zij werden weggezonden).
Maar men had daarnaast ook de plicht zich te laten onderrichten en zich door een vrome levenswandel op de doop voor te bereiden. Veel in de huidige liturgie, vooral in de dienst van het Woord (lezingen enz.), getuigt nog van de bijzondere zorg der Kerk voor de catechumenen. Met name in de vastenliturgie, aangezien de onmiddellijke voorbereiding der „uitverkorenen” op hun doop op Pasen gedurende de 40-daagse vasten plaats vond. Later is het catechumenaat in aanzien verminderd en veel wat vroeger in de periode van het catechumenaat gebeurde, geschiedt nu in directe aansluiting met de liturgie van het H. Doopsel. Thans echter krijgt men weer meer aandacht voor het catechumenaat, en in verschillende missielanden (bijv.
Afrika) is een catechumenaat van 2 a 2 ½ jaar heel gewoon. De Vrouwen van Bethanië houden bij hun methode in het bekeringswerk veel rekening met de oude opvatting over het catechumenaat. j. v. D.