heet de bedienaar van het sacrament der Biecht, daartoe in staat gesteld door zijn opname in het apostolisch ambt (zie Wijding) en gemachtigd door de volmacht (zie Jurisdictie) van het''apostolisch gezag. Hij vertegenwoordigt tegenover de biechteling tegelijkertijd Christus en de Kerk.
Hij is niet een „rechter van instructie”, die een,.verdachte” uithoort, maar gevolmachtigd representant van de barmhartige Rechter, aan wie een rouwmoedig zondaar gratie komt vragen. Tegelijkertijd is hij daarom ook de vertegenwoordiger van de Geneesheer, die me tot klaarheid helpt komen over de aard van mijn ziekte en zodoende enkel ingrijpt om me in de vrijheid te stellen.
Tenslotte is hij mijn broeder, aan wie ik onder de beschutting van het biechtgeheim beken, zoals ook hij dat doet tegenover zijn biechtvader. j. w.