Sacraliseren betekent mensen of dingen heilig of sacraal maken. Dit proces leidt vaak tot machtsconcentratie en de poging deze macht onaantastbaar te maken.
Sacraliseren houdt in dat collectieve plichten worden opgelegd en gewoonten worden afgedwongen die in het dagelijks leven niet onderhandelbaar zijn. Wat voor de ene persoon heilig is, hoeft dat voor een ander niet te zijn. Daarom vraagt sacralisering soms om wettelijke maatregelen ter voorkoming en bestraffing van verstoringen van sacraliteit. Een voorbeeld hiervan zijn mensenrechten. De sacralisering van morele overtuigingen leidde er in 1945 toe dat deze rechten universeel en pseudo-heilig werden verklaard.
Sacraliseren betekent ook iets apart zetten, boven iedere twijfel verheffen en niet voor discussie vatbaar of onbespreekbaar maken. Collectieve sacralisering leidt dan tot een status aparte, zoals het exceptionalisme van het Amerikaanse volk. Op kleinere schaal kan sacralisering leiden tot een uitverkoren levensbeschouwing en eventueel tot fundamentalistisch groepsdenken.
Op microniveau betekent sacraliseren dat een persoon of ding heilig wordt verklaard. Vroeger concentreerde heiligheid en macht zich in keizers of pausen. Hedendaagse voorbeelden van seculiere sacralisering zijn de exclusieve status toegekend aan Kim Jong-un in Noord-Korea (een voorbeeld van 'dikke' of 'sterke' sacraliteit) en de tijdelijke heiligheid van de kastanjeboom achter het Anne Frank Huis in 2010 (een voorbeeld van 'dunne' of 'zwakke' sacraliteit). In beide gevallen is sprake van tijdelijke heiligheid via machtsconcentratie en moralisering van eigen belang.