Rituelen op zee, of zeevaartrituelen, zijn gewoonten onder zeevarenden met een extra zingevende betekenis. Het ritueel van Neptunus bij het passeren van de evenaar of een tewaterlating is hier een voorbeeld van.
Vooral vroeger waren de mannen jarenlang ver van huis op elkaar aangewezen. Ook het geloof onder zeevarenden en vissers leidde tot talrijke bijzondere gewoonten. Op vrijdag niet afvaren, een munt onder de mast plaatsen, zeemeerminnen zien als voorteken en een rat aan boord als voorbode van ondergang zijn slechts enkele voorbeelden. Het votiefschip in de kerk na een behouden vaart wijst eveneens op het belang van godsdienst voor zeevarenden. Op individueel niveau drukte het geloof zich uit in het gouden oorringetje, een investering in de eigen begrafenis mocht de zeevarende ooit op een strand ver weg aanspoelen.
Rituelen op zee lijken op die van mannelijke studenten en militairen. Initiaties en queer gedrag komen ook op zee voor. Kielhalen is een oude lijfstraf die vergelijkbaar is met ritueel geweld zoals dat ook aan de wal voorkomt. De shanties en tatoeages van zeelieden evenaren die van landarbeiders. Het gebarenjargon ter overbrugging van de afstand vanaf het dek naar ver onderin het ruim heeft iets van de gebarende politieagent in het stadsverkeer. Zeemanshuizen doen enigszins denken aan herbergen langs een pelgrimsroute.
Zeevarenden zitten ‘in hetzelfde schuitje’. De vormgeving van hun rituelen en tradities wordt door de context bepaald. Wat betreft betekenisgeving en functie vertonen zeevaartrituelen ook nu nog sterke overeenkomsten met die van het vasteland.