Privacy is het recht om gevrijwaard te blijven van inmenging, tenzij het aantoonbaar is dat iemand anders schade ondervindt. Dit recht geldt echter niet in situaties zoals MeToo, huiselijk geweld en eergerelateerd geweld. In dergelijke gevallen staat het recht op privacy tegenover het recht van het publiek om te weten of er sprake is van machtsmisbruik en schending van lichamelijke en/of morele integriteit. Het is belangrijk dat de betrokkene zelf kan bepalen hoe deze informatie openbaar wordt gemaakt, bijvoorbeeld via gerechtelijke stappen of een interview met een journalist.
Het verzamelen van persoonsgegevens door overheden of bedrijven voor terreurbestrijding, welzijnsbevordering of het uitbreiden van Big Tech-datamacht valt onder de verantwoordelijkheid van nationale en internationale instellingen. Privacy in termen van niet-openbaarmaking en non-interventie is altijd een lastig te handhaven privilege geweest en zal in de toekomst waarschijnlijk een moeilijk juridisch afdwingbaar mensenrecht blijven.
Het recht op beheer over eigen gegevens, de vrijheid om te denken wat je wilt en het recht op sociale of relationele autonomie overlappen met het begrip negatieve vrijheid – het recht om met rust gelaten te worden. Privacy kan daarom beter worden begrepen in de context van de Gulden Regel: 'Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet.'