Magisch denken is het geloof in de beïnvloeding van gebeurtenissen door middel van symboolgebaren. Dit kan iemand zelf verrichten (bijvoorbeeld ongeluk afkloppen) of van een ander ondergaan (zoals helende handoplegging). Magisch denken is de ritualisering van bijgeloof.
De wens is de vader van vele gedachten. Wanneer een wensgedachte opkomt, ontstaat de behoefte om iets te doen, een klein ritueel te verrichten. Sporters keren bijvoorbeeld voor een beslissende wedstrijd hun onderbroek binnenstebuiten, en mensen kloppen bijgelovig op ongeverfd hout. Magisch denken bestaat sinds mensenheugenis en komt zowel binnen als buiten religies voor. Voorbeelden zijn het brengen van offers, het slaan van een kruisje, niet onder een ladder doorlopen, met het verkeerde been uit bed stappen, aanraking door een gebedsgenezer, samen bidden, meelopen in een stille tocht, en meer.
Magische gedachten ontstaan vaak door plotselinge wanorde, onrust en angst. Magisch handelen helpt dan om orde te scheppen. Kinderen zijn heel goed in magisch denken, maar ook volwassenen doen eraan, zoals blijkt uit de vele bakerpraatjes. Magisch denken vertoont overeenkomsten met een leugen om bestwil, omdat beide zorgen voor tijdelijke zielenrust. Denk ook aan de overlap met valse hoop en het placebo-effect. Zelfs dieren lijken magische gebaren te maken, zoals de hond die om zijn voederbak draait of de kat die eerst de mat krabt bij het horen van het pak met brokken.
Magisch handelen is geen magie of toverkunst. Het is een vorm van geloof of bijgeloof dat tijdelijk rust en vertrouwen geeft en even steun in het leven biedt.