KORNELIS WYNANDSZOON. Ongaarne verzuimen wij eene gelegenheid, om bij de naakoomelingschap te herinneren of bekend te doen worden, zodanige persoonen, die zich verdienstelijk gemaakt hebben, door hunne kloeke, hoewel, zomtijds, ongelukkig slaagende poogingen, ter bewerkinge van godsdienstige of burgerlijke vrijheid, in de rampzalige tijden, toen het menschdom van deeze edele panden, tegen allen regt en reden, was beroofd.
KORNELIS WYNANDSZOON was een dier verdienstelijke Mannen. Men weet, hoe, in den Jaare 1567, te Amsterdam ten behoeve der Hervormden, zeker Verdrag met de Landvoogdesse was ontworpen, bij hetwelk aan dezelven eenige vrijheid van openbaare Godsdienstoeffeninge wierdt toegestaan. Om het Verdrag zijn volle beslag te doen bekoomen, vondt men geraaden, eenige Afgevaardigden na Brussel te zenden. De keuze daar toe viel op twee Leden der Wethouderschap, en twee anderen uit den Burgerstand. Een van deeze was, KORNELIS WYNANDSZOON. Men mag daar uit, niet t’onregt, besluiten, deels dat hij, door zijnen rijkdom en vermogen, in den ampteloozen staat, eene aanzienlijke plaats zal bekleed hebben, deels dat hij een ijverig voorstander der Hervormde Leere, en alzo van vrijheid van Godsdienst, en Geweeten, zal geweest zijn.
Gezamentlijk zouden zij zich ten Hoven vervoegen, om aldaar met de Landvoogdesse te handelen; en, naa aldaar hunne zaaken verrigt te hebben, over Antwerpen de terugreize na Amsterdam aanneemen, met oogmerk om, in de eerstgenoemde Stad, alwaar de Prins VAN ORANJE zich bevondt, verslag te doen van hunne verrigtingen. Naar hunne beste vermogens kweet zich WYNANDSZOON, nevens zijnen Medeburger JAN WILLEMSZOON WYNGAARD, zich van zijnen pligt. Ten uiterste trouwloos, intusschen, was het gedrag hunner Medeafgevaardigden, de Leden der Wethouderschap. Niet alleen handelden zij afzonderlijk en zonder kennis der anderen ten Hove, maar vertrokken ook in stilte uit Brussel, zonder, daarenboven, zo als de afspraak luide, den Prins VAN ORANJE te Antwerpen te begroeten, of eenig verslag hunner wedervaaringen te doen toekoomen. Naa al wat in zijn vermogen was te hebben aangewend, ter bereikinge van het doelwit zijner reize, keerde KORNELIS WYNANDSZOON, nevens den anderen, eerlang te rug na Amsterdam, hebbende het hart vervuld met edele verontwaardiging ovet het gedrag der Amsterdamsche Volksvertegenwoordigers, en het gemoed bezwaard, door angstige vreeze voor de rampzaligheden, welke den Voorstanderen der meer gezuiverde Leere boven ’t hoofd hingen.Zie de Aanteekeningen van LAURENS JAKOBSZOON REAAL, bij G. BRANDT,
Historie der Reformatie.