gebooren in Zeeland, te Zierikzee, naa alvoorens, in zijne Vaderstad, de Burgemeesterlijke waardigheid bekleed te hebben, wierdt, op den vijftienden Junij des Jaars 1630, tot Sekretaris der Staaten van Zeeland aangesteld. Weinig minder dan elf jaaren bekleedde hij dien post, en klom vervolgens, op den negentienden April des Jaars 1641, tot het gewigtig ampt van Raadpensionaris der Provincie.
In den Jaare 1644 benoemden hem de Algemeene Staaten tot een Gezantschap na Zweeden; hij hadt tot Amptgenooten JAKOB DE WITT, Oud-Burgemeester van Dordrecht, en ANDRIES BIKKER, Oud-Burgemeester van Amsterdam. Hij vertrok, nevens de overige Gezanten, met eene Vloot van veertig Oorlogschepen, over welke de Vice-Admiraal WITTE KORNELISZOON DE WITTE het bevel voerde. Hun last hieldt in, eenen Vrede tusschen Koning CHRISTIAAN van Deenemarken en de Zweedsche Koningin CHRISTINA te bemiddelen. Op de hoogte van Gottenburg gekoomen zijnde, alwaar de Gezanten voorneemens waren te landen, vonden zij de Haven bezet met Deensche schepen, die zwaarigheid maakten om hen door te laaten. ’t Wierdt hun, naa verloop van eenige dagen, gegund; waar op zij, te lande, de reize na Stokholm voortzetteden. Vermits de Gezanten, in den loop der onderhandelingen, ten Zweedschen Hove, eenige zwaarigheden ontmoetten, besloot de Heer STAVENISSE, nevens den Heer BIKKER, eenen keer na het Vaderland te doen, om van daar naderen last te haalen. In het einde van de maand Januarij des Jaars 1645 verscheenen zij, in ‘s Hage, ter Algemeene Staatsvergaderinge, welke hen spoedig wederom afvaardigde met nadere onderrigtingen, welke, nog in den volgenden Zomer, van het sluiten van den Vrede in het Noorden gevolgd wierden. Slegts weinige jaaren overleefde de Heer KORNELIS STAVENISSE dit Gezantschap. Hij overleedt, op den drieëntwintigsten Maij des Jaars 1649.
Zie DE LA RUE, Geletterd Zeeland.