een vermaard Kunstschilder, gebooren te Dusseldorp, op den dertigsten Maart des Jaars 1619, hadt tot Vader en Oom diergelijke Kunstenaars, den eersten in dienst des Hertogs van Gulik en Berg, den anderen in dienst des Konings van Spanje. In ’t eerst schijnt men hem tot de letteroeffeninge te hebben willen optrekken; althans maakte hij geene geringe vorderingen in de kennis der Latijnsche en van andere taalen. Doch familiezucht oeffende, boven de taalgeleerdheid, ook in hem haare werking.
Hij was tot een Kunstschilder gebooren, en de aandrift der Natuure deedt hem het penseel opvatten. Binnen korten tijd maakte hij, in de behandeling daar van, zo groote vorderingen, dat zijn werk behaagen vondt in de oogen van eenen Raadsheer zijner Geboortestad, voor welken, in ’t einde zijner dagen, ook zijn Vader hadt gewerkt. Om de natuurlijke begaafdheden des Jongelings zich tot de grootst mogelijke hoogte te doen ontwikkelen, zondt hem de Raadsheer na Antwerpen, tot den vermaarden Ridder RUBBENS, wiens onderwijs en zorge hij hem, door een eigenhandigen brief, aanbeval. Intusschen was RUBBENS overleeden, en vernam SPILBERG dit sterfgeval, terwijl hij na Antwerpen op reize was. Hierom veranderde hij zijnen reisstreek, en wendde dien na Amsterdam, alwaar thans de beroemde Kunstschiider GOVERT FLINK, met groote toejuiching, het penseel behandelde. Zeven jaaren genoot hij het onderwijs diens Kunstenaars, en maakte, allengskens, zo groote vorderingen, dat hij, in dat tijdverloop, onder ’t oog zijns Meesters, verscheiden aanzienlijke stukken, zo Historien als Portretten, vervaardigde.
Intusschen hadt SPILBERG zo veel roems verworven, dat hij zich in staat bevondt, voor eigen bestaan te kunnen zorgen, en, bovendien, een huisgezin te handhaaven. Van hier dat hij, eerlang, met eene MARIA FIS, zich in ’t huwelijk begaf. Onder andere vervaardigde hij nu een groot Stuk, verbeeldende een Rotgezel van Amsterdamsche Schutters, waar van de Heer Burgemeester VAN DE POLL Hopman was. Van wegen de fraaie uitvoering ontving de Kunstenaar, boven het bedongen loon, een aanzienlijk geschenk. Indien wij ons niet bedriegen, wordt het Kunsttafereel nog heden bewaard, in den Herberg de Doelen, op de Garnaalemarkt.
Nu verspreidde zich de roem van SPILBERGS vermaardheid ook buitenslands. De Paltsgraaf Hertog WILLEM beriep hem tot zijne Hofschilder. Zo draa hij in zijnen nieuwen dienst was getreeden, schilderde hij de afbeeldzels van den Hertog, van deszelfs Gemaalinne, van nog andere Vordelijke personaadjen en aanzienlijke Hovelingen. Zijne Stukken draagen de algemeene goedkeuring weg, en wierden rijklijk betaald. Wijders schilderde hij verscheiden Altaarstukken, zo te Dusseldorp en Roermonde, als op andere plaatzen. Daarenboven berust nog, op het Kasteel der eerstgenoemde Stad, een uitvoerig Stuk, verbeeldende de leevensbijzonderheden van HERCULES, alles leevensgrootte. Onder zo geduurige werkzaamheden, en terwijl hij de Leevensgeschiedenis van den Zaligmaaker onder handen hadt, overviel hem de dood, op den tienden Augustus des Jaars 1690.
SPILBERG liet eene dogter naa, ADRIANA geheeten, gebooren te Amsterdam, op den vijfden December des Jaars 1650. De Natuur hadt ook deeze tot eene Schilderes gevormd: waarom de Vader haare aangeboorene talenten zorgvuldig aankweekte. Terwijl SPILBERG aan het Paltzische Hof vertoefde, wierdt aldaar de vermaardheid zijner dogter rugtbaar. De Keurvorstin, verlangende de jonge juffer en haare Kunstbehandeling te zien, hieldt ernstig aan bij SPILBERG om zijne dogter te ontbieden; doch deeze weigerde haare Moeder te verlaaten. Thans vergde de Keurvorst zijnen Hofschilder, zich na Amsterdam te begeeven, zijne huishouding aldaar op te breeken, en dezelve te Dusseldorp te vestigen, met toezegging van vergoeding van alle reiskosten, en op hand eene Gouden Medailje van groote waarde voor zijne dogter.
Aldus was SPILBERG, in den Jaare 1681, te Dusseldorp zijn vast verblijf koomen vestigen. Veel aanzoeks hadt de Schilderes ten Hove tot het huwelijk. Doch haar Vader, geenen anderen dan een Kunstschilder tot Schoonzoon willende hebben, wees ze allen van de hand. Diensvolgens schonk hij haare hand aan den wakkeren Kunstenaar WILLEM BREEKVELD, in den jaare 1684; welke, bij haar, drie Zoonen hebbende verwekt, vroegtijdig zijne dagen eindigde. Naa elf jaaren Weduw geweest te zijn, hertrouwde zij met EGLON VAN DER NEER, Raad en Kabinetschilder van JOHAN WILLEM, Keurvorst van de Palts.