Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HEINSIUS, NIKOLAAS

betekenis & definitie

NIKOLAAS HEINSIUS, DE ZOON van DANIEL, WIERDT gebooren te Leiden, in den jaare 1620. Naa, in zijn Vaderland, den gewoonen loop van Letteroeffeningen volbragt te hebben, deedt hij eene reize door Frankrijk en Italie; hier hieldt hij zich inzonderheid bezig met het vergelijken van de gedrukte Uitgaven van verscheiden Latijnsche Dichters tegen aloude Handschriften. Met eenen waardigen letterschat van Aanmerkingen keerde hij weder in ’t Vaderland, en zette zich neder in zijne Geboortestad, zonder eenig bewind of bestuur, zijne dagen toewijdende aan zijne geliefde oeffeningen.

Intusschen bereikte de vermaardheid zijns naams, vooral door middel zijner fraaie gedigten, de ooren der Zweedsche Koninginne CHRISTINA. ZIJ VONdt zo veel behaagens in dezelve, vooral ook in een Lofgedigt ter haarer eere, dat zij Heinsius na Stokholm lokte. In ’t eerst wierdt hij aldaar met eere en gunst bejegend, doch naderhand, zo min als van andere Geleerden, van hem weinig werks gemaakt. Zedert stelden hem de Algemeene Staaten aan tot hunnen Resident aan ’t Hof van Zweden. Eenige jaaren dien post hebbende waargenomen, bekroop hem de lust om weder te keeren na zijn Vaderland; hij verkoos nu tot zijn verblijf de Stad Vianen, alwaar hij, in den Jaare 1681, het eenenzestigste zijns Ouderdoms, zijne dagen eindigde. Behalven zijne Gedigten, heeft hij geschreeven Aantekeningen op de Latijnsche Digters OVIDIUS, CLAUDIANUS, VALERIUS FLACCUS EN VELLEJUS PATERCULUS.

< >