Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HEIDANUS, KASPAR

betekenis & definitie

KASPAR HEIDANUS, EEN VErmaard Godgeleerde der Zestiende Eeuwe, was gebooren te Mechelen, en door zijnen Vader bestemd tot den Geestlijken staat in de Roomsche Kerk. Tegen ’t oogmerk, was dit de weg, die hem tot den Hervormden Godsdienst leidde.

Zijn vlijtig onderzoek, in zijne jonge jaaren, bragt hem in kennis met de gevoelens der Nieuwe Leere, die hem derwijze aanneemelijk voorkwam, dat hij, onmagtig om ’t geen hij voor waarheid hielde, in zijn gemoed te smooren, ’t geen in zijne Ziel omging zijnen Ouderen mededeelde. Zij zonden hem daar op van de hand, uit vreeze voor zwaarigheden, welke, in die gevaarlijke tijden, veelligt, hunnen eenigen Zoon mogten treffen. Te Antwerpen, daar hij aankwam, liep hij eenige dagen rond om een bestaan te zoeken. Hij vonde het bij eenen Schoenmaaker, welken hij, als Leerjongen, zijnen dienst aanboodt. Zijne arbeidzaamheid en geschiktheid deeden hem spoedig ’s Meesters gunst en agting winnen, en den Jongeling in zijn huis neemen. Terwijl zijne medgezellen zich elders verlustigden, bleef hij thuis, en sleet den tijd, welken hij niet op den Driestal doorbragt, in letterarbeid, vooral ook, doch zeer heimelijk, met het leezen der Schriftuure.

Op zekeren Zondag betrapte zijn Meester in deeze godvrugtige bezigheid. Aan schelden en raazen was hier op geen gebrek aan de zijde des Schoenmaakers, die hem voor eenen Ketter uitmaakte, en hem onder ’t oog bragt, het gevaar, waar aan hij zich zelven en ’t huis zijns Weldoeners bloot stelde, in gevalle zijn veroordeeld bedrijf rugtbaar wierdt. HEIDANUS LIET ZIch hier door niet afschrikken, maar toonde zich gereed tot het doorstaan van de uiterste folteringen. Op deeze verzekeringen ontdekte zich de Schoenmaaker, en dat hij van de Gezuiverde Leere niet afkeerig was. Gelukkiger voorval konde HEIDANUS NIET WEdervaaren; hij mogt nu zijn hart vrij uit spreeken, en kreeg gelegenheid om met lieden van zijne denkwijze te verkeeren, welke hij, daarenboven, verlichtte, in de kennisse der Schriftuure, door zijne bedrevenheid in de gewijde Taalen. Zelf aanvaardde hij wel haast het Leeraarampt, in de plaats van eenen, die op ’t Moordschavot was omgekoomen.Naa eenigen tijd hier de Gemeente bediend te hebben, welke hij niet verliet, dan om nu en dan, de Hervormden in Holland te stigten, geraakte hij in merkelijk gevaar. Ter gelegenheid van een nieuw bevel tot het uitvoeren van de Bloedplakaaten, wierdt hij gezogt en opgespoord door eenen Onderschout. HEIDANUS, VOOR HEm vlugtende, nam de wijk op een heimelijk gemak, daar hij, ter naauwer nood, de handen zijns naazetters ontkwam. Thans in de Nederlanden zich niet meer veilig agtende, toog hij na de Paltz, de wijkplaats van veele Nederlandsche Hervormden. Het Klooster Frankendaal, hun door den Keurvorst geschonken, en naderhand tot eene Stad vergroot, verschafte hun aldaar eene veilige woonplaats. De berugte PETRUS DATHENUS WAS ALDaar de eerste Nederduitsche Leeraar, en onze KASPAR HEIDANUS DIENS Opvolger.

Niet alleen won hij de gunst zijner Gemeente, maar ook van den Keurvorst, welks Zoon hij, als Hofprediker, verzelde op zijnen ongelukkigen togt na de Nederlanden. Naa ’t sneuvelen van den jongen Vorst, op de Mookerheide, steeg HEIDANUS TE PAERd, en vlugtte daar mede na Holland, van waar hij eerlang overstak na Zeeland; in welk Gewest hij, te Middelburg, de Gemeente eenigen tijd bediende. Naa de Gendsche Bevrediging keerde hij weder na Antwerpen, en vervolgens in de Paltz, daar hij, als Opziener te Bacherrach zijne dagen eindigde. Zeer veel dienst hadt HEIDANUS AAN DE Gemeente der Hervormden gedaan. De Nederduitsche Vertaaling van den Heidelbergschen Katechismus, met de aantekening der Schriftuurtexten op den kant, nog heden bij de Nederlandsche Kerk in gebruik, is de vrugt van zijnen arbeidzaamen vlijt. De Liturgie, of Kerkdienst, agter den Katechismus, is ook door hem daar nevens gevoegd.

HEIDANUS LIET EEnen Zoon naa, insgelijks KASPAR GENAAMD; deeze stierf, in den Jaare 1626, te Amsterdam, alwaar hij, zedert het Jaar 1608, het Leeraarampt hadt waargenomen. Behalven ABRAHAM, VAN WELken wij straks zullen spreeken, verwekte deeze, bij CLARA VAN DEN BORNE, EENEN Zoon, JOHANNES, EERST Leeraar te Naarden, vervolgens te Rotterdam, en eindelijk te Amsterdam. KASPAR COMMELIN, DE BEROemde Stads Historieschrijver, was van deezen afkomstig, en dus ook de COMMELINS, NOG HEDen te Amsterdam in weezen.

< >