Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HEEMSTEDE (HAARLEM)

betekenis & definitie

HEEMSTEDE, EEN DORp en aanzienlijke Ambagtsheerlijkheid, ten Noorden paalende aan de Vrijheid der Stad Haarlem, over een groot gedeelte van welker Hout, ’t welk iet opmerkelijks is, zij haar regtsgebied uitstrekt is van zeer vroege herkomst, en, van tijd tot tijd, uit het Huis der Heeren VAN HEEMSTEDE GEKOOMEn in andere geslagten. Al zints lang wordt dezelve bezeeten door het geslagt der Heeren PAUW, GEBOoren HOEUFT, WAAR VAn verscheiden Leden, in de Stad Haarlem, gewigtige Regeeringsposten bekleed hebben.

Bij de jongste Omwenteling wierdt de tegenwoordige eigenaar, onder andere, van zijn bewind verlaaten. Naa dat het voorgaande Huis, aan ’t einde der veertiende, en geduurende een goed gedeelte der vijftiende Eeuwe, verscheiden maalen, vijandelijk bestreeden, en eindelijk genoegzaam vernield was, wierdt het tegenwoordige Slot gebouwd, in den Jaare 1460, door Heer JAN VAN HEEMSTEDE. HET IS, in zijne soort, een overdeftig en zeer aanzienlijk vierkantig gebouw, pronkende met een vierkantige en een ronden Toren, en legt in een ruimen Vijver beslooten. Over denzelven koomt men, door middel van een fraaie Steenen Brug van zes Boogen, op het Voorhof, op ’t welk eene reeks aloude Beelden staat, nevens verscheiden Opschriften. Binnen in ’t Gebouw munt inzonderheid uit de Groote Zaal, die met veelerhande oude Handwapenen behangen is, Bij het Slot ontmoet men eene schoone Plantaadje. Volgens de jongste Verpondingslijsten, bevatte de Heerlijkheid Heemstede, het Dorp daar onder begreepen, tweehonderdzeventig Huizen, waar onder zesenvijftig Huizen met Bleeken, en één Koornmolen.

De tegenwoordige Kerk wierdt gebouwd in den Jaare 1623. De Heeren van Heemstede hebben binnen dezelve eene deftige marmeren Grafstede.

< >