Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 19-04-2022

FOELKE

betekenis & definitie

was de vrouw van OCCO, stichteres van eenige Kloosters in Groningerland; als dat van Dijkhuizen, in het Jaar 1378; van de Abtdijen van Ysle en Meerhuizen, onder Aurik. Nogthans heeft zij daar door niet verdiend, in den rang der Heiligen geplaatst te worden; hoewel gemelde stichtingen, in die tijden, als een bijzonder werk van heiligheid werden aangezien. U. EMMIUS verhaalt van haar, dat zij haaren zoon KENO tot het pleegen van alle feitelijkheden aanspoorde. KENO had twee edele jongelingen, zonder dat men weet om wat reden, in hunne Kastelen belegerd, en tot de overgave genoodzaakt.

Volgens gemaakt verdrag bij de overgave, mogten die jonge Edellieden gedood, noch in een vuilen kerker gesmeeten worden; dit laatste geschiedde evenwel. FOELKE, die de sleutels daar van bewaarde, liet hun daarin bijna van ongemak vergaan. Doch haare wreedheid was daar mede nog niet verzadigt. Want, schoon deeze twee ongelukkiger haar zeer na in den bloede bestonden, besloot zij hun van honger te doen vergaan. Om verzekerd te zijn, dat hun langs den eenen of anderen weg, niets werd toegevoegd, zorgde zij naauwkeurig voor alles, nacht en dag. De jongelingen, raazende van honger, aten eerst hunne kleederen, en daar na hunne eigen vuiligheid; dit den woedenden honger niet stillende, tastten ze hunne Ledematen aan. Dit trof KENO, die zo overgegeeven boosaartig niet was als zijne moeder; doch zij bad hun in haare magt. Haar gruwzaam bestaan ging nog verder dan deeze boosaartigheid. Zij had ééne dochter OCCA, welke zij, na den dood van haaren man, had doen in ’t huwelijk treeden met eenen LUTETUS DORMENA. Deeze OCCA evenaarde niet alleen haare moeder in wreedheid, maar spatte daarenboven uit in allerhande onkuischheid, zonder naar man of kwaade faam te vraagen; hoe meer zij vermaand werd , hoe zi darteler uitspatte.

LUTETIUS was verlegen hoe zig te gedraagen omtrent dit overlspelig wijf, welk hij, schoon zij hem ondragelijk hoonde, om haare boosheid moest ontzien, om dat zij de minste norsheid niet ongewroken zou gelaaten hebben. Ten laaste verstout hij zig, de moeder daar over aantespreeken. Zij, die den geilen aart haarer dochter kende, en zelf daar door ontsticht was, door dien zij haar aanzienlijk Geslacht onteerde, zeide uit haastigheid, hij moest haar met strafheid behandelen; en, indien dit niet help, met den dood strffen. Zij voegde ’er nevens, geen beter raad te kunnen geeven, om de verdere onteeriug van haar Geslacht te verhoeden. LUTETUS, met zagtheid noch met hardheid iets winnende, en zij van kwaad tot erger overdaande, bragt haar eenigen tijd daar na, om ’t leven. FOELKE, hier van berigt ontvangende, schbeen de moederlijke liefde boven te komen; althans besloot zij, met haaren zoon KENO, dit ombrengen van haare dochter niet ongedraft te laaten. Of zij wezenlijk uit liefde voor OCCA, en door medelijden over haaren dood, tot dat besluit gekoomen is; dan of zij LUTELUS dien raad met een valsch hart gegeeven had, om reden van twist tegen haaren schoonzoon te hebben; dan, eindelijk, of zij toonen wilde, dien raad niet gegeeven te hebben, en haare dochter voor onschuldig hield, durft EMMIUS niet bepaakn. Hoe het zij, in allernaast, deed zij alles gereed maaken, om LUTETUS met geweld aantetasten; hoe meer hij haar smeekte en om verscgooning bad, des te woedender wierd zij. Hij nam dan de wijk op het Kasteel van zijnen vader HERO DORMUNA, daar hij terstond door FOELKE belegerd werd. Vader en zoon, als tegen haare magt niet bestand, vielen spoedig dit monster van wreedheid in handen.

Eenden vielen haar te voet, baden om genade en behoud van ’t leven; maar al het antwoord, dat zij kregen was, dat zij door beuls handen moesten sterven; ‘ t welk ook terstond ten uitvoer werd gebragt. Allen, die het hoorden, stonden over haare wreedheid verslagen; doch niemand had den moed, een vrouw van die magt voor het recht te daagen. Het Slot van HERO niet alleen deed zij ten grond toe slegten, maar ook die van zijne vrienden, welke hem geholpen hadden. Gelukkig die geenen, die haare wraakzugt ontkwamen en met de vlugt hun leven behielden. Jammer Is het, dat niemand der Friesche Schrijvers het uiteinde van dit gedrocht onder het menschdom ons verhaald heeft. EMIUS meld dit bovengaande op het Jaar 1409. SCHOTANUS zegt, dat uit het huwelijk van OCCO, zo als hij de dochter van FOELKE noemt, waren voortgekomen één zoon KENO, die jong gestorven was, en twee dochters, HEBE en ETTE, welke beide getrouwd zijn, aan aanzienlijke Geslachten. HEBE was gehuwd aan UKE FOEKESZ, te Lier, en baarde THIED, huisvrouw van ULBIN, den eerden Graaf van 0stfriesland, moeder van den vermaarden Graaf EDZARD. ETTE had ten man MAURITS CANCEMA, te Dnium.SCHOTANUS, Friesche Historien, bl. 234.

< >