Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

DOUMA (Geslacht)

betekenis & definitie

een voornaam Friesch Geslacht, reeds bekend vóór de tijden van de beruchte twisten tusschen de Schieringers en Vetkoopers. Het zelve was in groote magt en aanzien te Langeweer en Yrnsum, alwaar zij hunne Kasteelen en Stinsen hadden. JANKE DOUWMA, of DOUWEMA, was mede in dien twist gemengd.

Dan, meer bekend is, eene andere JANKE DOUWMA, die, in zijn gevangenis te Vilvoorden, ten jaare 1530 overleden is, zo als men zien kan bij EMMIUS, WINSEMIUS, GABBEMA en anderen, Deeze schreef een kort begrip van zaaken, in Friesland voor gevallen, dat hij zijn Testament plagt te noemen. Ten tijde van de oprigting van het verbond der Edelen, leefde, buiten andere van dazen naam en Geslachte,

DOUWE DOUMA, die als een der medetekenaars bekend staat. Ook leefden ten dien zelven tijd, nog twee anderen, de één de zoon van EPO, overleeden in het jaar 1516, had in Huwelijk ANNA ALBADA, naderhand getrouwd met HARING GLINS; de tweede behoorde tot den tak, bijgenaamd OENEMA, die gehuwd was met JEL JONGAMA. Het is onzeker, op wien hier gezien word.

Nog was ’er een DOUWE DOUMA, zoon van JANKE aldaar gemeld, die trouwde met TET ABBEMA, weduwe van JELLE HAERSMA of HARINXMA, van Ylst, die overleden was 13 October 1565. EPO DOUMA leefde toen mede nog, en was door het Huwelijk verbonden aan de Huizen SIJTZEMA en SIJAARDA van Sterkenburg. De Zoon had een treurig uiteinde.

Deeze was de Schoonzoon van GEMMA VAN BURMANIA, en bloedverwant van EDO ABBEMA, of ABBINGA, dien wij reeds als leden van ’t verbond aangeweezen hebben. Zijne moeder was ABBINGA van Huisum, overleeden in 1577, en zijne vrouw SAECK BURMANIA, dochter van GEMMA en van JOUWK HAERDA, uit welke hij geene kinderen verwekte.

Zijne liefde voor de vrijheid deed hem zeer vrijmoedig, op de vergaderingen der Staaten, spreeken, en zijne gezindheid rondelijk aan AREMBERG openbaaren: waarom ALBA reden vondt om hem te bannen. De tijden iets gunstiger zijnde, keerde hij weder, en bragt veel toe, ter instandbrenging van de Unie van Utrecht; hij overleed op Hottinga State, in het jaar 1602, en werd begraaven te Huisum. Op de Grafzerk, in de Kerk aldaar, leest men …1602 stierf de Edele Erntveste EPO VAN DOUWMA, oud 60 Jaar. 1602 De Edele Eerbare Juffrouw SAAK BURMANIA zijn wijf. Nog hangt op de zelve plaats, tegen den muur, een houten gedenkstuk, waarop geschilderd zijn, Wapens van DOUMA, BURMANIA, MARTENA, ABBEMA, OENEMA, ITEMA, HAERDA en HERWIJ. Boven dezelven leest men deze Latijnsche regelen.

Editus in lucem nudus sum, nudus abibo,

Quid frustra sudo, funera nuda videns?

In ’t midden staan de woorden van Job. Kap. XIX. vs. 25-27, volgens de oude Nederlandsche overzettinge, en daaronder deze regelen:

Hier rust uit Godes bevel van sijne pelgrimage,

Epo van Douma ontcommen snel swerels bataelge,

Als een graen sal hij vergaen en weder oprijsen

God 't allertijt met Jolijt te loven en prijzen."

Beneeden leest men: „Anno 1602, op St. Jansdach is gestorven Jonker EPO VAN DOUMA, oud 60 jaar. Groote roem gaat hem na, zo van wegen zijne hooge geboorte, als goedheid en ijver voor den Christelijken Godsdienst.

ERASMUS DOUMA was de broeder van FOPPE en IDZARD; deeze was eerst Kapitein, en daarna Grietman van Doniawerstal, tot den 7 van de maand Maart des jaars 1580, wanneer TIETE WALLIS HETTINGA benoemd werd, om de plaats van den gevangenen en in zijnen dienst opgeschorten DOUMA te vervullen. Wijders is hij bekend door zijne verschijning in de Vergadering der Staaten van Friesland, en zijn opontbod door ALBA.

FOPPE en IDZAARD DOUMA, zoons, van JANTJE tot Langeweer, bezield met dezelfde liefde voor de vrijheid, vielen dus ook in den haat van ALBA, die aan hun schreef (schoon te vergeefsch) dat zij zig te Antwerpen zouden komen verantwoorden. FOPPE stierf ongehuwd, Ao. 1592: IDZARD had ter vrouwe HELENA BONAU; hij stierf 1577. De eerste werd begraaven te Leeuwaarden, en de tweede te Britzum.

Zie TE WATER, Verbond der Edelen, bl. 346, 350, en de daarbij aangehaalde Schrijvers.

< >