Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

COLIGNI, LOUISE DE

betekenis & definitie

was, gelijk zo even gezegd is, eene dochter van den Admiraal van dien naam, en weduwe van den Heere DE TILLIGNI, welke beiden, op de verhaalde wijze, waren omgebragt: een ramp, ondraagelijk voor eene vrouw van minder godsdienst, moed en standvastigheid, dan die, waarmede zij begaafd was. WILLEM DE EERSTE, Prins van Oranje, zijne derde Gemaalin, de Prinsesse CHARLOTTA DE BOURBON, die hem tederlijk beminde, op den 5den Mei van het jaar vijftien honderd twee-en-tagtig, door den dood verlooren hebbende, en gewoon, den last zijner veelvuldige zorgen, door en in het gezelschap van eene tedere en vriendelijke echgenoote, en in de huwelijksliefde te verzachten, toonde, in het volgende jaar, genegenheid, om zig ten vierdemaale in den huwelijken staat te begeeven.

Hij verklaarde, zijnen zin gevestigd te hebben op de dochter van den Admiraal, die zijn grootste en vertrouwdste vriend geweest was. LOUISE DE COLIGNI bereikte toen den ouderdom van dertig jaaren. ORANJE zond iemand van zijnentwege naar Frankrijk, om haar zijn oogmerk bekend te maaken, en over een huwelijk te handelen. Hetzelve, met toestemminge des Konings; gesloten zijnde, vertrok LOUISE, over zee, uit Frankrijk naar Zeeland, vandaar verder naar Holland, en werd te Delft plegtiglijk ingehaald, alwaar ook, en niet te Antwerpen, zo als HOOFT schrijft, het huwelijk, den 11den April 1583, op de wijze, in de Gereformeerde kerk gebruiklijk, werd ingezegend.

De huwelijksgeboden waren, op drie agtereen volgende Zondagen, voor haare komst, in de kerken afgekondigd geworden. Het bruiloftsfeest was evenredig aan den rang der persoonen. De Spaanschen lieten niets onbezocht, om, wegens dit huwelijk, den Prins bij de Nederlanders in haat te brengen. Zij verspreidden onder het Volk, dat men nu klaarlijk zag, hoe genegen ORANJE voor Frankrijk was, en dat hij alles in ’t werk stelde, om het land onder de magt der Engelschen te brengen. Onder alle de gelukwenschen, die ORANJE, wegens dit zijn huwelijk, ontving, schreef de Koning van Navarre, in eenen brief aan den Prinse, dat hij zig verheugde, dat het God behaagd hadde, twee menschen van eer en deugd, van zo verre tot één te verbinden. Doch zij genooten niet lang het voorrecht van bij elkander te blijven.

Men weet, dat op den 10den Julij van het volgende jaar 1584, de VADER DES VADERLANDS, te Delft, moorddaadig omgebragt werd, nalaatende deze zijne diep bedroefde weduwe, welke, vier maanden en tien dagen vóór zijnen ongelukkigen dood, ter wereld had gebragt, Prins FREDRIK HENDRIK, tot wiens opvoeding zij allen haare vlijt aanwendde. Gelijk zij in haaren eersten weduwlijken staat een gedrag en leven geleid had, waardoor zij de verwondering van de gantsche wereld tot zig trok, zo gedroeg zij zig ook in dezen tweeden ramp, afgescheiden van hem, dien zij niet minder, dan haar eersten gemaal, bemind had.

Nooit (zegt AUBERIJ) was ’er volmaakter ziel, noch iemand, die meer de oprechtheid beminde, dan deze Prinses. Want, geduurende de groote oneenigheden, tusschen Prins MAURITS, haaren behuwdzoon, en den Heer VAN OLDENBARNEVELD, hield zij altoos de zijde van den laatsten, om dat zij oordeelde, dat die de rechtmaatigste was; besteedende voorts al haaren vlijt, om het leven van den grijsaart te beschermen. Wat aangaat de redenen, die AUBERIJ opgeeft, dat COLIGNI aan zijnen vader, in vertrouwen, zoude verhaald hebben, ten aanzien van het aan haar gedaan verzoek; door Prins MAURITS, om BARNEVELD te beweegen, dat hij wilde toestemmen, om MAURITS de Souverainiteit te laaten geworden, als ook van het antwoord van OLDENBARNEVELD daarop, laaten wij, voor het tegenwoordige, aan zijne plaats, en als door hem gezegd.

Op ’t bedoelde antwoord zou de Prinses zo overreed geweest zijn, dat zij MAURITS zou bezwooren hebben, daarvan aftezien. De redenen, die AUBERIJ bewogen hebben, den lof van deze Vorstin zo breed uittemeeten, waren, (schoon zij dezelven in waarheid verdiende) niet vrij te pleiten van eigenbelang. Deze Prinsesse, zegt hij, is de voornaamste vertroostinge van mijn vader, in zijn langduurig Gezandschap, midsgaders zijn sterkste onderstand bij het huis van Oranje geweest, en welker goedvinden hij ook van noden had; willende het Hof in die landen een man hebben, welke aan haar aangenaam was; en aan haare bescherminge lag mijn vader zo veel te meer gelegen, om dat 'er Grooten aan 't Fransche Hof waren, namelijk schoonbroeders en vrienden van Prins Maurits, die alle hun best deden om hem verdacht te maaken, en hem uit deze schoone Ambassade, ten dien tijd de voornaamste, die een Franschman begeeren kon, te rug te doen roepen.

COLIGNI had geene minder reden van eigen belang, om den Heer DU MAURIER te vleijen, vermits zij, door hem, de voordeelen voor haaren zoon Prins FREDRIK HENDRIK meer en meer zocht te bewerken. Op een andere plaats zegt AUBERIJ: Ik ben verpligt, gewag te maaken en te verheffen de ongemeene en groote verpligtingen, welke ik en de mijnen voor altijd hebben aan Mevrouwe de Prinsesse Douariere van Oranje.

Even zo zeer als deze waarlijk deugdzaame Prinses door AUBERIJ gepreezen word, werd zij van anderen, hoewel op een schandelijker en strafbaarer wijze, in Holland gelaakt. Zij had, gelijk bekend is, de zijde der Remonstranten gehouden, en OLDENBARNEVELD, benevens UITENBOGAARD, groote gunsten beweezen; waardoor zij in den haat van veele driftige Contra-Remonstranten geraakt was, die haar zo zwart afschilderden, dat zij, volgens het verhaal van BAUDART en BRANDT, door Delft rijdende, met slijk geworpen, en voor Arminiaansche Hoer gescholden werd: een smaad en laster, dien zij nimmer verdiend had. Onder deze wederwaardigheden geraakte zij, die welgemaakt van persoon, schoon klein van gestalte was, uit bekommering voor haaren zoon, die op den togt naar den Paltz was, in Frankrijk in ‘t ziekbedde, en overleed aldaar, den 9den van de maand October des jaars zestien honderd twintig. Haar lijk, gebalzemd en naar Holland gevoerd zijnde, werd te Delft, in het graf der Prinsen VAN ORANJE, begraaven. Haar gelaat is, uit verscheidene afbeeldzels, die in prent uitgaan, te kennen.

Zie BEAUFORT, Leven van Willem den Eersten, III Deel, p. 575, 687 en 758. AUBERIJ, Gedenkschriften. ORLERS, Geslachtboom. BAUDART, Memorie, XII Boek. BRANDT, Hist. der Reformatie, IV Deel.

< >