ook wel GEMME genaamd, was, gelijk wij gezien hebben, een der afstammelingen van dat geslacht. Uit hoofde van zijnen rang, was hij, in ’t jaar 1555, tegenwoordig bij de huldiging van Koning PHILIPS DEN TWEEDEN, te Brussel; bij welke gebeurtenis aanmerklijk is, dat de Friezen staande deeden, het geen door anderen knielende verricht werd; Zijn broeder HERO woonde mede verscheidene Staatsvergaderingen bij, waarin met vrijmoedigheid en ernst geklaagd werd, over den inbreuk op ’s Lands Voorregten, en bijzonder over den gewetensdwang.
GEMMA VAN BURMANIA betoonde zig onverschillig omtrent de gunst of haat van het Hof. Minder onverschillig was hij aangaande de zuiverheid van zijn geweeten, en ’s Lands welvaart. Deze denkwijze gaf ALBA aanleiding om hem, in het jaar 1568, te Antwerpen te dagvaarden, ten einde verantwoording daarvan te doen, en om, kort daarna, zijn Vaderland van zo een getrouwen voorstander te berooven. Zijne echtgenoote GELLIA VAN AYLVA, die mede de vrijheid van het Land zeer ter harte nam, schijnt hem naar Keulen verzeld te hebben, in welke Stad zij zig, met ALBADA en andere edele ballingen, buiten het bereik der bloedplakaaten bevonden. Kort daarna moet hij, echter, in Friesland wedergekeerd zijn, alwaar hij ook in hoogen ouderdom gestorven is; overleevende zelfs zijnen zoon SJUK VAN BURMANIA, die de stamvader van alle de nog levenden geweest is.