één van-die mannen, welke, om hunne bekwaamheid, door Prins WILLEM DEN EERSTEN, in het jaar I569, als Bevelhebbers der Vloot, onder bevel van Jonkheer ADRIAAN VAN BERGEN, Heer van Dolhain, aangesteld werden. Uit zijn gedrag, in 1566, toen hij, Onderschout en Cipier te Amsteldam zijnde, zig toeleide om, ware het mogelijk, het prediken der Hervormden te beletten, zou men, echter, besluiten, dat hij den Roomschgezinden zeer toegedaan moet geweest zijn.
Men vindt van hem gemeld dat hij, in het jaar 1570, als Bevelhebber op ’s Prinsen vloot, die door een aanhoudenden storm verstrooid werd, en voor een gedeelte te Embden gekomen was, aldaar door den Graaf van Oostvriesland beslagen, en met het volk gevangen genomen werd. Spoedig, echter, verkreeg hij zijn ontslag.Zie WAGENAAR, Vaderlandsche Historie, VI. Deel, p. 30, Amsteldam, III. Stuk in 8vo, p. 170, 307 en 308.