wordt door BALEN, in zijne beschrijvinge van Dordrecht, (bl. 223.) gesteld onder de geleerde mannen, welke in gemelde Stad ter waereld gekomen zijn. VAN BRACHT aanschouwde aldaar het licht op den 9den Januarij 1625.
Tot manlijke jaaren gekomen zijnde, werd hij ’er tot Leeraar der Doopsgezinden bevorderd. Behalven de hoofdweetenschappen eens Godgeleerde, verstond hij eene menigte van taalen. Van ’s mans werkzaamen aart strekke ten bewijze zijn boek, genaamd Bloedig Toneel der Doopsgezinden en weerlooze Christenen; zijnde eene vergrootinge van den Spiegel der Martelaaren, gedrukt in folio, 1660; als ook zijn Schoole der Deugd, en zijne Leerredenen. Wat zijne bekwaamheid in de Dichtkunst betreft, dien het lust, kan dezelve toetsen in zijne Gewiekte Kruijwagen, tot opvoering der Stadt Dordrecht, en in meer anderen zijner dichtwerken. BALEN zegt verder dat de Philosophie mede eene zijner geliefdste weetenschappen was. VAN BRACHT overleed den 7den van de maand October des jaars 1664. Het grafschrift, door meergemelden BALEN op hem gemaakt, is van dezen inhoud:
Hij die aan ‘t weerloos volk een zuil was in haar kerk:
Na dat hij zestien jaar hadt ‘t leer-ampt waargenomen,
Is hij die Kudde ontrukt; besloten in dees zerk;
En wacht d'opstandinge der dooden, metten Vromen.
M. B.
Het beste afbeeldzel van hem is door BLOTELING in ’t koper gebragt.