Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

BERK, Nicolaas van

betekenis & definitie

onderscheiden van den voorgaanden, en onder de Regeering van Utrecht behoorende. Deeze werd, in het Jaar 1608, door de Algemeene Staaten, als één der Gemagtigden wegens die Provintie aangesteld, tot de onderhandeling van ‘t Bestand.

In het jaar 1611 was de Heer VAN BERK uit het Lid der gezwoorenen ontslagen, en sedert buiten bewind gehouden; doch na dat Prins MAURITS, 1618, de Magistraat te Utrecht, na het afdanken der Waardgelders, veranderd had, werd BERK, in plaatse van RYZENBERG, aangesteld. In ‘t Jaar 1619 komt deeze BERK voor, als één der Beschuldigers, zo wel van den Heer VAN ORDENBARNEVELT, als van UITENBOGAART. Dan in ‘t Leven van den laatstgemelden, vindt men, bl. 253, de betichtingen van BERK, zo door hem zelven wedersproken, als door UITENBOGAART wederlegd; zijnde het der moeite niet waardig, zulks na te schrijven. In de Historie der Rechtspleeging van BARNEVELT, enz. bl. 322 leest men dat deeze BERK elendig is overleden, en dat zijn afsterven, kort op de uitdaging van UITENBOGAART, voor Christus Rechterstoel, dus jammerlijk zou gevolgd zijn. Wat hier van zij, laaten wij voor rekening van G. RRANT, als weetende, dat daarin gezegd word, dat meer anderen, en wel tot zeventien toe, van de Gedelegeerde Rechters der gevangene Heeren, op deeze of geene wijze voor hun bedrijf gestraft, zouden overleeden zijn; waar van zeer ligtlijk andere bewijzen zouden bijgebragt kunnen worden.

< >