Graaf van den, een der Zoonen van den bovengemelden, had zig, gelijk zijn Vader, in dienst des Konings van Spanje begeeven. In het Jaar 1607 werd Erkelens, door Prins FREDERIK HENDRIK, bij verrassing, ingenomen, en, bij die gelegenheid, deeze Graaf HENDRIK zijn Neefs gevangene.
Zijn Broeder FREDRIK, die mede in dienst van Spanje was, nam, ter wraake hier over, eenen aanslag op Aardenburg voor; doch het verraad tijdig ontdekt zijnde, liep zijn aanslag te niet, en de Verraders ontvingen hunne verdiende straffe. Na dat hij uit zijne gevangenis ontslagen was, scheen het geluk hem meer gunstig te zijn. Om van alle zijne verrichtingen niet te gewagen, zeggen wij alleenlijk, dat hij, in ‘t Jaar 1621, na het Huis te Reide ingenomen te hebben, het beleg voor Gulik sloeg, ‘t welk hij bij verdrag innam, zo als hij ook, in ‘t volgende Jaar, de Schans Papemuts bemagtigde. In ‘t Jaar 1624, zig van de strenge vorst bedienende, deed hij eenen inval in de Veluwe. Het vluchten der Dorpelingen, die niet onder brandschatting zaten, werd algemeen; doch de strenge koude bragt den Vijand ook veel nadeels toe.
Den 21sten van de Maand Februarij veranderde het weder zeer spoedig: dus hij zig genoodzaakt vond, hals over hoofd de Veluwe te verlaaten, ‘t welk men toen den Spaanschen Vastenavond togt noemde, bij welken naam nog heden een der Historieprenten van dien tijd bekend is. Om den voorttogt van Graaf HENDRIK naar Holland te beletten, had Prins MAURITS zig in persoon naar Utrecht begeeven, en orde gesteld tot het openbijten der Rivieren, tot aan den Zeekant toe. De Vijand vertoonde zig wel voor Arnhem, doch ondernam geene belegering. Van meer voordeel voor hem was zijn aanslag op der Staaten Leger, in 1626, tusschen Emmerik en Rees; doch zo dra het zelve op de been was, vond hij zig gedwongen, met eenig voordeel te rug te keeren.
Toen Prins FREDRIK HENDRIK, in het Jaar 1629, ‘t beleg voor ‘s Hertogenhosch geslagen had, begaf Graaf HENDRIK VAN DEN BERG zig, in de Maand Meij, aan het hoofd van het Spaansche Leger, op weg, met oogmerk om de Stad te ontzetten; slaande hij zig te Turnhout neder. Zijne magt bestond uit 30,000 Knechten, en zeventig Kornetten Paarden. Kort daarna legerde hij zig te Sprang; doch hoe meer de Graaf naderde, hoe meer de Prins op zijne hoede was. Vruchtloos deed VAN DEN BERG verscheidene aanvallen op het Staatsche Leger, en zag dus alle zijne pogingen verijdeld. Den Bosch moest zig eindelijk aan den Prinse overgeeven. Gelukkiger slaagde de Graaf in zijnen togt over den Yssel, en deed daarop een tweeden inval in de Veluwe, bemagtigde Amersfoort, en andere Sterkten; doch het inneemen van Wesel deed hem de Veluwe wederom verlaaten.
Graaf HENDRIK VAN DEN BERG, in het Jaar 1634, den Koning van Spanje een veertig jaarigen dienst beweezen hebbende, begon, uit misnoegdheid over het gezach, dat den Spanjaarden in de Nederlanden gegeeven werd, een afkeer van dien dienst te krijgen, en werd, gelijk reeds gezegd is, te raade van partij te veranderen. Door den Graaf VAN WARFUSÉ had hij reeds in het voorjaar, in het geheim, met den Prins van ORANJE doen handelen. Na het overgaan van Venlo en Roermonde, begaf hij zig naar Luik, van waar hij, van dit zijn voorneemen en besluit, bij bijzondere en openbaare Brieven, aan de Infante en aan het Gemeen kennis gaf; nodigende al het Krijgsvolk, dat onder hem of onder de Spaansche Veldoversten gediend had, tot voorstand van den Roomschen Godsdienst, zig bij hem te voegen, om de Spanjaarden te verjaagen; dan ’er vielen hem minder toe dan hij gedacht had.
De Algemeene Staaten beslooten ook, op ‘s Prinsen raad, op zijnen naam eenig Volk te werven. Te Brussel begreep men, dat de Leuvenaars, door hem te ontvangen, de onzijdigheid geschonden hadden; doch de Graaf erkende openlijk, dat zij van zijn voorneemen geen kennis gehad hadden. Hij werd te Brussel voor eenen landverrader en muiter verklaard, en een belooning beloofd aan elk, die hem in handen wist te krijgen. In het volgende Jaar werd hij, benevens het Volk, dat hij verzameld had, bij voorraad, in eed en dienst van de Vereenigde Gewesten aangenomen. Op deeze wijze was het, dat de Zoon wederkeerde tot hun, die door den Vader verlaaten waren.
Men vindt zijn Afbeeldzel door DELFIUS, door C. J. VISSCHER en door PAULUS PONTIUS.